Literatuur Flashcards

(42 cards)

1
Q

Kenmerken Realisme

A

1.Sociale ellende
2. heden
3. Regels en orde
4. Gewoon persoon
5. de personages kunnen niet
ontsnappen aan hun situaties
6.een objectieve beschrijving van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken Romantiek

A

1.wegvluchten uit de realiteit
2.in onmin leven met de wereld
3.extreme gevoelens
4.je eigen ervaringen staan centraal
5. fantasie is belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De mythe

A

Een mythe is een verhaal dat zich afspeelt in een onbepaald verleden en waarin vaak goden,
halfgoden, helden of vreemde wezens de hoofdrol spelen. De verhalen werden oorspronkelijk mondeling overgeleverd en pas later neergeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen mythes

A

Ze bieden vaak een verklaring voor moeilijk te
begrijpen fenomenen. Dat kan gaan over geografische namen, natuurfenomenen, plaatselijke gebruiken,
machtsverhoudingen (bv. de goddelijke afstamming van een koning) …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot wat behoren mythes

A

Mythes behoren altijd tot een bepaalde cultuur. In heel wat culturen zijn mythologieën ontstaan.
Denk bijvoorbeeld aan de indiaanse, Griekse, Romeinse, noordse, Egyptische, Chinese en
Afrikaanse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De historische roman

A

De historische roman speelt zich af in het verleden, tegen de achtergrond van waargebeurde feiten. De ruimte in het verhaal is gelinkt aan een historische gebeurtenis en bestaat dus echt. De personages kunnen zowel fictieve personages als bestaande historische personages zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Faction

A

Faction is een samentrekking van facts en fiction. Met faction bedoelt men een fictief verhaal dat is
gebaseerd op waargebeurde feiten. Vaak draait het verhaal rond bestaande historische personages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fantasy ontstaan

A

Het fantasygenre kent zijn ontstaan in de 19de eeuw, maar haalt zijn inspiratie uit veel oudere verhalen. Mythische figuren en bovennatuurlijke verschijnselen vind je ook terug in mythen, sprookjes en sagen, maar het fantasy-epos onderscheidt zich van die verhalen door de gedetailleerde, vaak
imaginaire wereld waarin het zich afspeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Situering wereld Fantasy

A

Hoewel die wereld niet dateerbaar is, ademt hij vaak een middeleeuwse sfeer uit en probeert de
auteur hem bijvoorbeeld geloofwaardig te maken met verzonnen landkaarten van het gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fantasy in onze wereld

A

Anderzijds kunnen ook hedendaagse werelden in fantasyverhalen voorkomen. In ‘onze’ wereld komen dan fantastische elementen voor als monsters, magie … Die zijn al dan niet verborgen voor het merendeel van de mensheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat staat centraal bij fantasy

A

In veel fantasyverhalen staat de strijd tussen goed en kwaad centraal, waarbij een held het opneemt tegen een duistere kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sciencefiction

A

Een sciencefictionverhaal is een verhaal dat voornamelijk draait rond wetenschappen en
technologische vooruitgang die wij nu nog niet kennen. Deze verhalen spelen zich dus meestal af in een toekomstige context. De technologische vooruitgang creëert de mogelijkheid dat het verhaal zich afspeelt in het heelal of op andere planeten. In sciencefictionverhalen behoren laboratoria heel vaak tot het decor en spelen wetenschappers, professoren, uitvindingen en mysteries een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ruimte sciencefictionverhaal

A

soms af in een dystopische wereld. Deze wereld wordt gekenmerkt door somberheid en vormt een plaats waar je niet zou willen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

symboliek 3

A

de Heilige Drievuldigheid (Vader, Zoon,
Heilige Geest), geloof, hoop en liefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

symboliek 1

A

volmaaktheid, uniciteit, eenheid met
God

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

symboliek 2

A

eenheid tussen twee mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

symboliek 5

A

het huwelijk, verbinding

16
Q

symboliek 6

A

onvolmaaktheid, moeite, arbeid

17
Q

symboliek 7

A

spirituele perfectie, de volmaaktheid
van Gods handelingen

18
Q

symboliek 10

A

veelheid, compleetheid en perfectie
(want: 3 + 7 = 10)

19
Q

symboliek 14

A

een dubbele maat van spirituele
perfectie

20
Q

symboliek 15

A

de genade van god

21
Q

symboliek wit

A

goede ziel, onaangetast, maagdelijkheid,
waarheid, vrij van schuld en zonde

22
Q

symboliek rood

A

het offerbloed van Christus, hel, duivel,
verdachte dieren (vos, eekhoorn), de kleur
van droge aarde waaruit de mens ontstond

23
symboliek blauw
reinheid, vroomheid, de hemel, bescherming tegen duivelse invloeden
24
symboliek paars
koninklijk, rijkdom, pracht en praal (in de Bijbel), bezinning, soberheid (tijdens de vastenperiode)
25
symboliek zwart
afwijzing van onnodige pracht en praal, soberheid, rouw
26
symboliek groen
hoop, middelpunt tussen de hemel en de hel, natuur, voorspoed
27
De legende
Een legende is een verhaal met een religieus onderwerp dat werd verteld om toehoorders iets bij te leren. Door verhalen te vertellen over Maria, een heilige of een gewijd voorwerp brachten ze de gelovigen levenslessen bij als: ‘Wees vroom en gij zult worden beloond.’ Een moraliserende toon was nooit veraf.
28
kenmerken legende
1. Historische of religieuze kern 2. Bovennatuurlijke elementen 3. Morele of religieuze boodschap 4. Symbolische personages en gebeurtenissen
29
Een duidelijk verschil tussen poëzie en rap
het taalgebruik en de woordkeuze
30
gepaard rijm
rijm dat het schema AABB volgt;
31
omarmend rijm
rijm dat het schema ABBA volgt
31
vrije verzen
gedichten zonder rijm;
31
gekruist rijm
rijm dat het schema ABAB volgt;
32
alliteratie
medeklinkerrijm, woorden die beginnen met dezelfde medeklinker;
33
assonantie
klinkerrijm, woorden waarvan de klinkers overeenkomen;
33
vergelijking
een overeenkomst tussen twee woorden die wordt verduidelijkt met het woord ‘(zo)als’;
33
metafoor
een vergelijking zonder ‘als’;
34
personificatie
menselijke eigenschappen toedichten aan dieren of levenloze objecten;
35
woordspeling
spelen met de verschillende betekenissen van een woord;
36
herhaling
iets nog eens met dezelfde woorden zeggen, vaak met een grappig of pathetisch effect.