Long anatomie

Question 1

Aorta pulmonalis in hilus

Answer 1

Above

Question 2

Vena pulmonalis in Hilus

Answer 2

Vront

Question 3

primaire bronchi in hilus

Answer 3

Before

Question 4

trachea wand

Answer 4

bestaat uit:
mucosa
submucosa
kraakbeenlaag
adventitia

Question 5

bronchi wand

Answer 5

bestaat uit: 
mucosa
lamina propria
muscularis
submucosa
kraakbeenlaag
adventitia

Question 6

alveoli

Answer 6

bestaat uit 3 typen cellen
type 1: 95% v opp. gasuitwisseling is hier, squamous
type 2: 5% v opp. produceert surfactans, cuboidaal
brusch cellen

Question 7

diafragma

Answer 7

bestaat uit:
septum transversum
mesenteric vd slokdarm
pleuroperitoneale membranen
spieren vd lichaamswand

Question 8

endoderm longen

Answer 8

epitheel en klieren

Question 9

mesoderm longen

Answer 9

kraakbeenringen, bindweefsels en spieren van de luchtwegen

Question 10

inspiratie

Answer 10

externe intercostaalspieren trekken ribben omhoog

diafragma trekt longen naar beneden

Question 11

expiratie

Answer 11

interne intercostaalspieren trekken ribben omlaag

diafragma ontspant

Question 12

TLC

Answer 12

totale long capaciteit

Question 13

VC

Answer 13

vitale capaciteit

deel vd longinhoud die iemand tijdens zijn ademhaling kan verplaatsen

Question 14

FRC

Answer 14

functionele residuale capaciteit

volume die overblijft na rustige in en uitademing

Question 15

RV

Answer 15

restvolume

volume die overblijft na maximale uitademing

Question 16

fibrosering

Answer 16

curve naar rechts
volumeverplaatsing kost meer kracht, druk en energie
maximale volume neemt af dus eindpunt ook lager
FRC lager

Question 17

grootste weerstand (gezonde long)

Answer 17

middelgrote bronchioli

Question 18

functies surfactant

Answer 18

1. stabilisatie alveoli (tegen collaps)
2. verhoogt compilantie alveoli (verlaagt oppervlakte spanning van water)
3. houdt de alveoli droog

wordt pas geproduceerd vanaf week 25 na bevruchting

Question 19

pursed lip breathing

Answer 19

doel: verbeteren expiratie, hyperinflatie verminderen

bij verlies elastisch longweefsel

Question 20

perifere chemoreceptoren

Answer 20

meten pH, pO2, pCO2

in carotiden en aorta

Question 21

centrale chemoreceptoren

Answer 21

meten pH en pCO2

ventraal van de medulla oblongata

Question 22

ademprikkel

Answer 22

stijgende pCO2 (bij gezonde mensen)
dalende pO2 (bij chronische hypercapnie, systeem gewend aan lage pCO2, COPD/longemfyseem) --> nooit hoge dosis O2 geven!!! dan stoppen ze met ademen

Question 23

zuurstofafgifte bepaald door:

Answer 23

1. membraaneigenschappen
2. bloedfactoren
3. circulatoire factoren (lage snelheid –> meer diffusie)

Question 24

pH veneus bloed

Answer 24

lager dan arterieel want meer CO2 wat meer H+ geeft

Question 25

obstructieve long aandoeningen

Answer 25

COPD, astma, longemfyseem
moeite met uitademen
FEV1<
VC = of <
FEV1/VC <
TLC = of >

Question 26

restrictieve long aandoeningen

Answer 26

fibrose
te kleine longinhoud
FEV1 <
VC <
FEV1/VC = of >
TLC