nieren Flashcards

(45 cards)

1
Q

GFR

A

gaat over hoe veel voorurine per minuut in de ruimte van bowman komt
(UV)700/P
normaal = 125 ml/min (2 nieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klaring

A

gaat over de snelheid waarmee in de urine komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inuline

A

wordt verder niks mee gedaan dus klaring = GFR

bij kreatinine gebeurt ongeveer hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kreatinine

A

overschat GFR een beetje
MAAR makkelijker te meten dan inuline
afhankelijk van spiermassa dus niet perfect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke nier ligt hoger?

A

links

11e thoracale rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ligging nieren

A

primair retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

perirenaal vet

A

capsula adiposa

visceraal vet, ligt direct om Capsula fibrosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pararenaal vet

A

retroperitoneal vet

houdt de nier op zijn plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nierhilum van anterior naar posterior

A

VAN

vene, arterie, nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

renal intrapment

A

vena renalis sinistra loopt onder de mes. sup. door en kan beklemd raken bij een grote hoeveelheid bloed

vena renalis sinistra is ook langer dan de dextra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pronefros

A

ontstaat laag cervixaal, rond de hals
voornier, maar wordt nooit functioneel
wel verantwoordelijk voor de ductus pronephricus (wordt ductus mesonephricus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mesonefros

A

tijdelijk functionele nier tijdens ontwikkeling, verdwijnt als echte 3e nier ontstaat

wel verantwoordelijk voor de ductus mesonephricus wat een voorloper is van buizen van Wolff (mannelijke genitale structuren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

metanefros

A

de definitieve nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rol nier in embryonale ontwikkeling

A

toename vruchtwater, belangrijk om te groeien

niet zozeer voor secretie urine en afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ductus mesonephricus

A

ontstaat bij alle embryo’s uit pro/mesonefros
verdwijnt bij gebrek aan SRY eiwit (dus bij vrouwen)
blijft bestaan bij mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ductus paramesonephricus

A

ontstaat bij alle embryo’s uit de ‘gonadale richel’
verdwijnt oiv SRY-eiwit (dus bij jongens)
blijft bestaan bij vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tubulus contortus

A
I = proximale tubulus, veel microvilli en veel mitochondria
II = distale tubulus, minder microvilli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vasa recta

A

bloedvoorziening van de buizen

belangrijk voor de instandhouding van de hyperosmotische gradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

glomerulaire filtratiewand

A

binnen naar buiten:
endothelial fenestraties
gemeenschappelijke basale lamina (van endotheel en podocyten) = filtrerende deel
lamina rara interna, lamina densa, lamina rara externa
podocytaire filtratiespleten

20
Q

mesangium

A

onderhouden glomerulaire BM
ondersteuning stevigheid
productie groeifactoren en inflammatie stoffen

21
Q

juxtaglomerulaire apparaat

A

zorgt voor regulatie bloeddruk in nieren
mbv macula densa (chemosensoren voor tubulaire [Na])
bij te weinig Na–> activatie RAAS

22
Q

afferente en efferente vaten, aanpassing op bloeddruk

A

bij dalende bloeddruk: afferent dilateert, efferent contraheert

23
Q

relatie plasmacreatinineconcentratie en GFR

A

hyperbool
als de nierfunctie halveert zal de creatinineconcentratie in het bloed verdubbelen, uitscheiding verandert niet (spieren maken nl even veel aan)

24
Q

proximale tubulus

A

2/3 van de zout reabsorptie
hierna is de voorurine iso-polair
hier werkt angiotensine II op
grootste deel HCO3- resorptie

25
lis van henle
dalende deel: alleen permeabel voor water (concentreren van filtraat) opstijgende deel: 25% terugresorptie elektrolyten, niet doorlaatbaar voor water (verdunning filtraat) in opstijgende deel werkt aldosteron (ENaC)
26
distale tubulus
nog een beetje reabsorptie deeltjes uit ultrafiltraat Na/Cl transporter resorbeert zouten ACTIEF te remmen met thiazidediuretica
27
verzamelbuis
finetuning van volumebalans ENaC kanalen (hier werkt aldosteron) ADH en aquaporine kanalen hier K-sparende diuretica
28
NaCl infuus
Na blijft in ECF want het kan niet vrijelijk door het celmembraan --> water naar ECF door osmolaliteitsverschil als je alleen water in een infuus zou doen zou het zich eerlijk verdelen
29
effect XTC/MDMA
MDMA verlaagt plasma [Na] --> ADH productie aan --> veel water vastgehouden --> water verplaatst naar intracellulair --> hersenoedeem --> coma/dood NaCl toedienen om ECV-osmolaliteit te verhogen, water gaat weer naar extracellulair
30
bij hartfalen
ECF neemt toe, EffCV neemt af, zout vastgehouden, oedeem
31
pH regulatie
``` CO2 en HCO3- extracellulaire buffers (werken snel) intracellulaire buffers (eiwitten/fosfaat/Hb) respiratoire compensatie --> door te hijgen meer CO2 uitademen (leidt tot daling vd pH) ```
32
alfa-intercalated cells in verzamelbuis
scheiden H+ uit (actief H-K-pomp) reabsorptie basolateraal = K passief opgenomen
33
beta-intercalated cells
scheiden HCO3- uit | kunnen omklappen bij chronische alkalose
34
metabole acidose
als HCO3- verlaagd, zuur toegevoegd aan lichaam dus wordt HCO3- gebruikt extracellulair kalium neemt toe
35
respiratoire acidose
``` pCO2 verhoogd (omgezet in zuur) extracellulair K neemt toe ```
36
metabole alkalose
HCO3- verhoogd
37
respiratoire alkalose
pCO2 verlaagd
38
ketoacidose
insuline tekort--> vetverbranding --> ketoacidose
39
aniongap
= [Na]-[Cl]-[HCO3-] | normaal tussen de 8-12
40
principle cells in verzamelbuis
K excretie K-Cl-cotransporter Na reabsorptie door ENaC kanalen
41
effect drop
stofje in drop kan binden aan bepaalde receptor --> zelfde werking als aldosteron --> meer Na reabsorptie en Kalium excretie --> hoge bloeddruk en hypokaliemie
42
hypokaliemie
leidt tot alkalose door shift ICF-->ECF | verlies via darm en nier
43
perenaal nierfunctie-verlies
``` verminderde renale perfusie door: dehydratatie volumeverlies hartfalen shock medicatie leverfalen ```
44
renaal nierfunctie-verlies
vasculair (occlusie a. renalis of intrarenaal vasculaire oorzaak) glomerulair of interstitieel/tubulair (bijv. acute tubulus necrose)
45
postrenaal nierfunctie-verlies
obstructie van bijv. urinewegen