Maatschappijleer begrippen hfst.4 Flashcards

(39 cards)

1
Q

pluriforme samenleving

A

Een samenleving waarin verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en levensovertuiging en andere cultuurkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cultuur

A

alle waarden, normen en gewoonten die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dominante cultuur

A

alle waarden, normen en gewoonten die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tolerantie

A

acceptatie dat mensen anders zijn, doen of denken dan jij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

subcultuur

A

wanneer binnen een groep sommige waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

culturele diversiteit

A

veel verschillende subculturen en levensstijlen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gender

A

culturele verschillen tussen mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rolpatronen

A

algemene verwachtingen en opvattingen over hoe iemand zich moet gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

etnische subcultuur

A

wanneer mensen zich onderling verbonden voelen door een gemeenschappelijk land van herkomst en de daarbij horende waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

allochtoon

A

mensen met een migratieachtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

autochtoon

A

mensen zonder een migratieachtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nature-nurture-debat

A

de discussie omtrent de oorsprong van de eigenschappen van een individu, aangeboren of aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

socialisatie

A

het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

socialiserende instituties

A

groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociale controle

A

de manieren waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

internalisatie

A

mensen maken waarden, normen en gewoonten zich eigen en gaan zich automatisch gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht

17
Q

persoonlijke identiteit

A

het beeld dat iemand van zichzelf heeft

18
Q

sociale identiteit

A

mensen maken waarden, normen en gewoonten zich eigen en gaan zich automatisch gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht

19
Q

individualistische cultuur

A

de nadruk ligt op persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid

20
Q

collectivistische cultuur

A

het belang van de groep gaat boven het belang van het individu

21
Q

masculiene cultuur

A

de werelden van mannen en vrouwen zijn duidelijk gescheiden

22
Q

feminiene cultuur

A

vrouwelijke en mannelijke rollen lopen in elkaar over, gelijk (bijv. Nederland en Zweden)

23
Q

migratie

A

verhuizing naar een ander land of gebied

24
Q

gastarbeiders

A

arbeiders die tijdelijk in een ander land werken

25
restrictief toelatingsbeleid
er zijn strenge voorwaarden voor het toelaten van migranten
26
vluchtelingen
mensen die hun land onder druk van oorlog en geweld verlaten
27
asiel
verleend bescherming aan mensen die in hun eigen land vervolgd worden
28
arbeidsmigranten
iemand die zijn eigen woongebied verlaat door gebrek aan werk en geld
29
kennismigranten
arbeidsmigranten die vanwege hun kennis naar een land komen
30
volgmigratie
migratie als gevolg van gezinshereniging en gezinsvorming
31
illegalen
mensen die geen wettige toestemming hebben om hier te wonen en te werken
32
assimilatie
mensen geven hun eigen culturele identiteit volledig op en passen zich volledig aan aan de dominante cultuur
33
segregatie
groepen leven gescheiden van elkaar
34
integratie
samenvoegen van cultuurgroepen door wederzijdse aanpassing
35
radicalisering
wanneer gedrachten en/of gedrag van een persoon of groep steeds extremer worden en ingaan tegen de normen en waarden van de democratische rechtsstaat
36
handelingsonbekwaam
niet zelfstandig rechtshandelingen kunnen verrichten
37
individualisering
als mensen persoonlijke onafhankelijkheid steeds belangrijker vinden
38
globalisering
ontwikkeling waardoor mensen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken
39
emancipatie
mensen streven actief naar gelijke rechten en behandeling