Maatschappijleer Q3 Flashcards
(35 cards)
Cultuur
Cultuur is het geheel van waarden, normen, rituelen en uitingsvormen die mensen met elkaar delen en als vanzelfsprekend beschouwen. Aan deze definitie zie je dat cultuur drie dimensies heeft: – een ideële dimensie – een normatieve dimensie – een materiële dimensie De ideële dimensie gaat over de waarden van een cultuur: de opvattingen van wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd. De normatieve dimensie gaat over normen binnen de cultuur. Normen bepalen hoe je je op grond van de waarden moet gedragen. En er is een materiële dimensie van cultuur, ofwel hoe cultuur geuit wordt. Hierbij moet je denken aan onder meer gebouwen, feestdagen en klederdracht.
Cultuurdilemma
Hoe gaat een samenleving om met de vraag hoe culturen die verschillen met elkaar moeten samenleven en hoe ze dat moeten doen.
Dominante cultuur
De dominante cultuur in Nederland: alle waarden en normen en gewoonten die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt.
Subcultuur &
tegencultuur
Binnen een subcultuur zijn sommige waarden, normen en andere cultuurkenmerken anders dan in de dominante cultuur, bijvoorbeeld groen of paars haar hebben of een afgezakte broek dragen. Soms zet een groep mensen zich af tegen de dominante cultuur. We spreken dan van een tegencultuur. Voorbeelden hiervan zijn dieren- en milieuactivisten en neonazi’s.
Socialisatie
Het hele proces waarin mensen de cultuur van de groep, ofwel de waarden en normen en de gewoonten, krijgen aangeleerd en zich eigen maken, heet socialisatie.
Socialiserende instituties
Ouders, school, overheid, vriendengroepen en media hebben allemaal een rol in het socialisatieproces. Ze zijn daarmee voorbeelden van socialiserende instituties.
Sociale controle
Er is sprake van sociale controle wanneer mensen opletten of iedereen zich wel gedraagt zoals het hoort en anderen door middel van sancties dwingen zich aan de geldende norm te houden.
Internalisatie
Op een gegeven moment hoeft de omgeving niet meer te corrigeren en gaan mensen zich automatisch gedragen zoals de omgeving dat van hen verwacht. Ze gaan als vanzelfsprekend aan de rechterkant van de weg fietsen, geven oma uit zichzelf een kus en belazeren hun vrienden niet. Als iemand je bijvoorbeeld vraagt waarom je mensen gelukkig nieuwjaar wenst bij de jaarwisseling, en jij antwoordt: ‘Nou, gewoon …’ of ‘Omdat dat zo hoort’, dan weet je dat je het gewenste gedrag hebt geïnternaliseerd.
Sociale cohesie
Een samenleving functioneert alleen goed wanneer er onderlinge verbondenheid, sociale cohesie, is tussen mensen en tussen groepen mensen. Mensen zijn voor hun voortbestaan van anderen afhankelijk en gaan hiervoor bindingen met elkaar aan.
Nature-nurture debat
Al tijden proberen wetenschappers een antwoord te geven op de vraag of de eigenschappen van mensen aangeboren zijn of aangeleerd. Het debat hierover heet het nature/nurture-debat. Vandaag de dag zijn de meeste wetenschappers het erover eens dat nature en nurture beide een grote rol spelen. Mensen worden geboren met bepaalde lichamelijke en psychische eigenschappen, maar de omgeving heeft een belangrijke rol in hoe mensen zich ontwikkelen.
Identiteit
Je persoonlijke identiteit bestaat aan de ene kant uit aangeboren kenmerken, zoals je lengte, lichaamsbouw en je karaktereigenschappen. Aan de andere kant wordt je persoonlijke identiteit bepaald door aangeleerde kenmerken die bij jou zijn gaan horen: de muziek waarvan je houdt, of je vegetarisch bent, of je gelovig bent, of je zelfstandig, sociaal of volgzaam bent, enzovoort. Je persoonlijke identiteit is het beeld dat je van jezelf hebt en naar buiten uitdraagt. Een sociale identiteit ontleen je aan de groepen waarvan je deel uitmaakt en waarmee je je verbonden voelt. Je voelt je bijvoorbeeld Nederlander, K-popfan, moslim en/of scholier. Omdat je je vaak met meerdere groepen tegelijk verbonden voelt, heb je ook meerdere sociale identiteiten. Zo vormen de door socialisatie aangeleerde eigenschappen in combinatie met de aangeboren eigenschappen ieder mens tot een unieke persoonlijkheid.
Individualisering
De opvatting dat mensen als individu in de samenleving staan en traditionele verbanden minder invloed hebben op de keuzes die het individu maakt.
Collectieve identiteit
Identiteit van een groep, gaat om hoe de groep zichzelf ziet en hoe de groep van buiten de groep bekeken en beoordeeld wordt
Identificatie
De manier waarop verbinding tot stand komt met een groep
Functionele identificatie
Functionele identificatie vindt plaats wanneer iemand niet meer als lid van een (etnische) groep wordt gezien, maar als iemand die een bepaalde rol heeft, bijvoorbeeld student geneeskunde, docent of politieagent. Arib wordt dan niet op haar Marokkaanse afkomst beoordeeld, maar als voorzitter van de Tweede Kamer. Wanneer mensen niet op hun afkomst worden aangekeken, is het voor hen gemakkelijker om zich verbonden te voelen met Nederland.
Normatieve identificatie
Normatieve identificatie wil zeggen dat verbinding tot stand komt door aanpassing aan de norm en aanpassing van de
norm. Van mensen wordt verwacht dat zij zich aanpassen aan de heersende normen, de geschreven en ongeschreven gedragsregels in het land. In het merendeel van de gevallen verloopt dit zonder veel problemen. Problemen ontstaan als mensen het niet eens zijn met de norm of niet in staat zijn ernaar te leven. Normen waarover niet onderhandeld kan worden, zoals juridische normen, moeten strikt gehandhaafd worden. In overige gevallen moet er volgens de WRR voldoende gelegenheid zijn om conflicten over die normen op democratische wijze op te lossen.
Emotionele identificatie
Emotionele identificatie is het gevoel dat je verbonden bent met andere mensen, dat je erbij hoort. Dat kan voortkomen uit functionele en normatieve identificatie. Als je mag meepraten en normen ter discussie mag stellen, zul je eerder het gevoel hebben dat je erbij hoort. Voor velen, en dit geldt ook voor Nederlanders zonder migratieachtergrond, is de etnische afkomst een van de sterkste identificatiebronnen. Dit hoeft, volgens de WRR, de betrokkenheid bij Nederland niet in de weg te staan. Integendeel: wanneer geaccepteerd wordt dat mensen en Marokkaan en Nederlander zijn, zullen Marokkaanse Nederlanders zich eerder thuis voelen in Nederland.
Sociale ongelijkheid
De situatie waarin verschillen tussen mensen die wel of niet aangeboren zijn gevolgen hebben voor je maatschappelijke positie en belangrijke zaken zoals inkomen, vermogen of aanzien ongelijk verdelen.
Vooroordelen
Van de eigen groep, de ingroup, die we goed kennen, hebben we meestal een positief beeld. Om het groepsgevoel te versterken, onderscheiden we ons van de outgroup, van diegenen die er niet bij horen. Over die andere groepen hebben mensen vaker negatieve stereotypen. Dit leidt tot vooroordelen. Een vooroordeel is een oordeel of mening over iemand zonder dat je de persoon kent.
Stereotype
De oorzaak van discriminatie ligt vaak in stereotypen: een vaststaand beeld van een groep mensen, gebaseerd op een versimpeling of overdrijving van de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: Nederlanders zijn zuinig; vrouwen zijn goed in multitasken. Stereotypen zijn handig. Zo kunnen we ons snel een beeld vormen van nieuwe en onbekende personen en situaties.
Discriminatie
Discriminatie is het ongelijk behandelen van mensen op grond van kenmerken die op dat moment niet van belang zijn.
Institutionele
discriminatie
Institutioneel racisme is inmiddels een bekende term. Het betekent dat de processen, het beleid en de regels binnen een organisatie leiden tot ongelijkheid op grond van afkomst, huidskleur en religie. Er zijn echter ook andere vormen van
institutionele discriminatie. Denk aan institutioneel seksisme, institutioneel heteroseksisme en institutioneel validisme
Binding
De mate waarin mensen met elkaar verbonden zijn op microniveau (individuen, gezin, familie en vrienden), mesoniveau (groepsniveau) en macroniveau (de samenleving, het land).
Insluiting
In het proces van groepsvorming vindt insluiting plaats doordat de ingroup een hoge mate van groepscohesie kent tegenover wat zij als de outgroup zien.