maatschappijwetenschappen Flashcards

(53 cards)

1
Q

Verhouding

A

wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociale ongelijkheid

A

een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

macht

A

het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gezag

A

macht die als legitiem beschouwd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cultuur

A

het geheel van voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingsvormen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale cohesie

A

het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

socialisatie

A

het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

representativiteit

A

de mate waarin de politieke besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

globalisering

A

het proces van uitbreiding en intensivering van handelscontacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

maatschappelijke positie

A

plek op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

maatschappelijke ladder

A

ladder die de sociale klasse weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale mobiliteit

A

het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sociale stratificatie

A

het bij elkaar indelen van mensen in lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale laag

A

mensen die dezelfde positie hebben en daarmee een laag vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

positie toewijzing

A

maatschappelijke oorzaken bepalen de maatschappelijke positie van een groep of individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

positie verwerving

A

groepen of individuen verkrijgen een maatschappelijke positie door eigen bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

open samenleving

A

samenleving waarin veel sociale mobiliteit is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gesloten samenleving

A

samenleving waarin weinig sociale mobiliteit is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

sociale ongelijkheid, ongelijke verdeling van (spes)

A

economische, sociale, symbolische en politieke hulpbronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

beroepen- en functiesegregratie

A

beroepen in rolverdeling tussen man en vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

glazen plafond

A

denkbeeldige barrière waardoor je niet kan opklimmen op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

subjectieve arbeidsmarktkansen

A

mensen schatten zichzelf laag in de samenleving en gaan daardoor minder hard werken omdat zij verwachten niet hoger te komen

23
Q

economisch kapitaal

A

financieel bezit of een hoog inkomen

24
Q

cultureel kapitaal

A

kennis, houdingen, opvattingen en smaak

25
sociaal kapitaal
connecties, netwerken en mate van respect
26
machtselitetheorie
gaat ervan uit dat er een elite is die de macht heeft
27
theorie van het pluralisme
verdeling of spreiding van de macht over verschillende groepen
28
elitecultuur
telkens maken dezelfde mensen beslissingen en spreken namens de groep
29
massacultuur
de meeste mensen in de samenleving die dezelfde cultuur delen
30
politieke participatie
mensen doen mee in de politiek
31
electorale participatie
activiteiten die te maken hebben met verkiezingen
32
non-electorale participatie
dingen doen om de politiek te beïnvloeden buiten verkiezingstijd
33
instrumentele visie
politiek zien alleen voor besluitvormingen
34
ontwikkelingsvisie
willen graag meer leren en weten over de politiek en willen zich hierin ontwikkelen
35
harmoniemodel
door middel van overleg wordt er geprobeerd overeenstemming te krijgen
36
conflictmodel
overeenstemming krijgen door middel van media en opstanden
37
nivellering
inkomen dichterbij elkaar, kloof tussen arm en rijk wordt kleiner
38
denivellering
inkomens verder uit elkaar, kloof tussen arm en rijk wordt groter
39
maatschappelijke middenveld
actoren: groepen, burgers/organisaties die voor bepaalde belangen opkomen zonder winstoogmerk
40
poortwachters
actoren, vaak de media, mensen die het onderwerp aandacht geven
41
realisatiemacht
mogelijkheden gebruiken om een volgende stap te maken
42
hindermacht
tegenwerken van doorzetten proces
43
socialisten/ sociaaldemocraten
sociale ongelijkheid tegengaan, meer gelijkheid
44
liberalen/ liberalisme
zelf keuzes maken zonder overheid bemoeienis, meer eigen verantwoordelijkheid
45
confessionelen/ confessionalisme
iedereen is verantwoordelijk voor elkaar, mix van alles, geloof
46
staatsvrije ruimte
confessionelen ideologie, sociaal lost zichzelf op
47
indicator
vraag die meetbaar is
48
interveniërende indicator
andere variabele nodig om te verklaren
49
model
schematische weergave van de werkelijkheid
50
theorie
wil een verklaring geven voor de werkelijkheid
51
black box
we kunnen niet zien wat er binnenin gebeurt
52
betrouwbaarheid
opnieuw een onderzoek doen dan is de uitkomst altijd hetzelfde
53
validiteit
tijdens een onderzoek kan er elke keer een andere uitkomst zijn