Mea culpa Flashcards
(16 cards)
referre,
referro, reTTuli !!!, relatum: terugbrengen
casus,
casus: de val, toeval ( in de tekst: het gevaar)
reddere,
reddo, reddidi, redditum: teruggeven
superus,
supera, superum: zich boven bevinden
aura,
aurae: briesje, lucht , adem
sequi,
sequor, secutus sum (deponent!): volgen
namque (nevenschikkend vgw):
want, immers
quidem (bijw):
weliswaar, zeker
scire,
scio, scivi, scitum: weten=> SCIence (eng: wetenschap)
resistere,
resisto, restiti,-: blijven staan
heu (tussenwerpsel):
ach, helaas
vincere,
vinco, vici, victum: overwinnen => victory ( eng: overwinning)
ibi (bijw):
daar, op dat moment
effundere,
effundo, effudi, effusum: uitgieten, loslaten, laten varen
labor,
laboris (ml): werk => laboratorium (ned)
rumpere,
rumpo, rupi, ruptum: breken
=> to rupture (eng: breken)