media psychologie 1,3,7,8,9 NL Flashcards

(77 cards)

1
Q

Psychologie

A

wetenschappelijke studie naar het gedrag dat mensen vertonen in een bepaalde sociale omgeving en in bepaalde context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functieleer
(basisdiscipline)

A

onderzoek naar de menselijke mogelijkheden in de zin van waarnemen, leren , geheugen en gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ontwikkelingsleer
(basisdiscipline)

A

beschrijft de levensloop van mensen in fase van jong geborene tot oudere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

persoonlijkheidsleer of differentiele psychologie
(basisdiscipline)

A

onderzoekt verschillen in kenmerken tussen mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociale psychologie (basisdiscipline)

A

onderzoekt de sociale context op individuen, bijvoorbeeld invloed v groepen of gehele samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consumenten psychologie

A

onderzoek naar de relatie tussen mensen en producten en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

media psychologie
(vorm van toegepaste psychologie)

A

Studie van de cognitieve, affectieve en automatische verwerking van media-inform. en van media consumptie, dus hoe mensen met traditionele en digitale media omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toepassingsgebieden psych

A

Klinische psychologie
Onderwijspsychologie
Arbeids- en organisatiepsychologie
Consumentenpsychologie
Mediapsychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Media psych/ disciplines

A

politicologie
sociologie
communicatiewetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Boodschapskenmerken

A

Inhoud
Bron
Genre
Strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Boodschapskenmerk inhoud: doel

A

informeren
amuseren
overtuigen
tot bepaald gedrag aanzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Boodschap inhoud invloed voor ontvanger

A

-cognitieve structuur v.d. boodschap (argumentatie)
- emotionele inhoud v.d. boodschap
- tonen v, rolmodellen bij bepaald gedrag of voorbeeldgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Boodschap inhoud invloed :ARGUMENTATIE

A

Cognitieve structuur van boodschappen heeft invloed op onthouden en waarderen van boodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Boodschap inhoud invloed :Emotionele inhoud

A

Inhoud die emoties bij de ontvanger oproept heeft invloed op onthouden en waarderen van boodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Boodschap inhoud invloed :Voorbeeldgedrag/ rolmodel

A

Voorbeeldgedrag beïnvloedt meningen van ontvangers vooral indirect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Boodschapkenmerk: boodschap: BRON

A

uitvoerende aspecten: bijv. geloofwaardigheid, deskundigheid persoon. Bekende geloofwaardig - pos invloed (onthouden en waarderen van boodschap)
organisatie: imago van org.ie invloed op effect (geloofwaardigheid)
Interactie-effecten inzetten tussen boodschapkenmerk ‘bron’ en type medium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Boodschapkenmerken GENRE

A

informatie, nieuwsvoorziening, amusement en verstrooiing, reclame, voorlichting en propaganda).
- vervagende grenzen. verstrengeling van inf. en entertainment (gericht op cognitieve én affectieve processen)
- genre opgerekt. Product placement (non-spot reclame

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Boodschapkenmerken: strategie

A

effect zo groot mogelijk
herhaling (onthouden, herkennen)
Kader: interpretatie bv nieuwsfeit economisch of politiek kader
- samenvatting onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

MEDIUMKENMERKEN

A

Mensen gaan op verschillende manieren en tijdstippen met media om.
Variabelen :
distributiekenmerken
controle kenmerken
formatkenmerken
contextkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mediumkenmerken : distributiekenmerken

A

manieren waarop informatie wordt verspreid (tijd, plaats, beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mediumkenmerken : Controle kenmerken

A

heeft gebruiker invloed op inform. stroom en hoeveel moeite hij daarvoor moet doen. Invloed op tempo en volgorde sturen (pacing)?
external p. TV en Radio
Internal P: printmedia en websites
Mogelijkheden tot interactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mediumkenmerken :
Formatkenmerken:

A

soort informatie en ‘verpakt’
- 1. Soort inf. geschreven gesproken, afb. getallen of muziek (tekensystemen). - -
- 2. Verpakking/samenhang van 1. binnen medium: structuur, bijv. lay-out bij tekstmedium en montage bij audiovisuele media.
CONGRUENT_ beter onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

mediumkenmerken Contextsystemen:

A
  • (RONDOM omstandigheden waarin ontvanger kennisneemt van een media-uiting.
  • (BINNEN) context binnen medium bv. inf. die voorafgaat aan boodschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ontvangerskenmerken/
Persoonskenmerken Factoren

A
  • voorafgaande ervaringen:
    • cognitief niv.
    • affectief niv. (pos/neg)
    • gedragsniv. (geleerde handelingen en waartoe je jezelf in staat acht)
  • betrokkenheid (meer aandacht en beter onthouden)
  • motivatie
  • stemming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ontvangerskenmerk motivatie
- behoefte aan parasociale interactie - reduceren van angst - behoefte aan creativiteit - sensatie zoeken
26
INFORMATIE VERWERKING EFFECTEN (media + Boodschap aan ontvanger)
vier typen effecten: -psychofysiologisch niv.: reacties met veranderingen in activiteit van autonome zenuwstelsel (hartslag, hersenactiviteit, huidweerstand). Toename: arousal. desinteresse, ongeloof, verbazing etc. -cognitief niv.: te ma. met kennis: interpreteren, begrijpen onderhouden en mening vormen. - affectief niv.: emoties gevoelens - waardering - gedrag van mensen en op reacties van mensen in omgang met media.
27
Framing
Inkaderen, meegeven bepaald kader/ context politiek kader- standpunt perspectief media- foto kaderen Bepaalde aspecten accentueren ten kosten van andere fenomeen om context van de boodschap te veranderen.
28
Priming
Blootstelling aan eerste stimulus (prime), activeert informatie in geheugen die blijft doorwerken, ook als persoon daarna iets anders doet. stimulus (prime) – plaatje, tekst, denken/handelen onbewust beinvloeden. Blootstelling aan eerste stimulus (prime), activeert informatie in geheugen die blijft doorwerken, ook als persoon daarna iets anders doet. Kan (ook op lange termijn) effect hebben op: waardering en interpretatie boodschap en effect op gedrag bepaalde info beter onthouden doordat je eerder door beïnvloed bent. Triggers - beïnvloeding vooraf
29
Interactieeffect
interactie van persoonskenmerk met medium kenmerk of boodschapskenmerk
30
Effecten Med informatieverwerking
aandacht, begrijpen, arousel, waarderen, onthouden, interpreteren, attitude
31
Effect: onthouden h7
beperkt deel boodschappen zintuigelijk bereikt Sensorisch geheugen Korte termijn geheugen lange Termijn geheugen
32
Doel onthouden media h7
iets leren: onthouden en begrijpen voorlichting onthouden herkennen
33
Doel media niet bereikt persoon: h 7 onthouden
- begrijpt de boodschap niet helemaal of helmaal niet - minder verwerkingstijd besteed dan boodschap vereist - minder verwerkingstijd beschikbaar dan boodschap vereist
34
Sensorisch geheugen h 7 onthouden
zintuigelijk geheugen media bereikt zintuigen via zenuwstelsel stuurt door fractie sec. beeld enkele sec geluid. Beperkte capaciteit. Overschreven
35
Korte Termijn geheugen h 7 onthouden
werk geheugen- beperkte capaciteit. stuurt deel door. - actieve verwerking van info. - werkgeheugen brengt ook info vanuit lange termijn geheugen naar het bewustzijn
36
Lange termijn geheugen h 7 onthouden
Neerslag van wat je hebt gehoord, Betrekkelijk Stabiel Niet altijd onthoud wat je hebt geleerd, aspecten benadrukken, aanvullen, vertekenen: jij zelf overtuigd van correctheid Betekenisvol- eenvoudig leren, onthoud je langer Impactvol onthou je langer Minder opvallend vaker gereperteerd onthou je beter . eigen nr. vergeet je bij nieuw eigen nr Coderen- Opslag-terugvinden
37
Coderen h 7 onthouden
oppikken info uit boodschap+ doorsturen naar brein Sensorisch geheugen naar korte termijn: selectie slechts deels onder controle ontvanger Selectie gericht op boeiende aspecten Verschil Interne en externe pacing
38
Orientatie Reflex h7 onthouden
automatische selectie gericht op deel beeld, geluid (onbedoeld)
39
Opslag info gebruiker, afhankelijk van h 7 onthouden
Voorkennis Smaak Capaciteit
40
Algemeen Associatief Netwerk h 7 onthouden
Op moment dat je ergens aan denkt wordt deel geheugen actief- werkgeheugen hierdoor geen duidelijk onderscheid kort lang geheugen. verbindingen associaties tussen oude en aanwezige kennis en nieuwe kennis. Aanname hoe meer verbindingen hoe beter onthouden.
41
Orientatie reflex h 7 onthouden
veel beeldwisseling veel beweging waardoor je naar bepaald geluid of beeld getrokken wordt
42
Abstracte onderwerpen op tv h 7 onthouden
Illustratie ondersteunen inflatie drukke winkelstraat lastig samenhang. visueel ingestelde kijker is afgeleid van de boodschap en zit alleen winkelend publiek Schematische beelden werken beter
43
Terugvinden (geheugen) h 7 onthouden
reactiveren opgeslagen mentale representatie_- alleen als voldoende gecodeerd associaties- weinig assoc moeilijk vinden Vinden afhankelijk van aanwijzingen en vraagstelling
44
Bijzonderheid Nieuws onthouden h 7 onthouden
lastig vaak alleen gebeurtenis zelf oorzaak en gevolg wordt vaak weggelaten Chronologische volgorde zelf construeren afgerond verhaal beter onthouden, herinnering, herkenning en reproductie
45
Herkenning en Reproductie h 7 onthouden
hoe diepgaand info is verwerkt - herkenning: aanwijzingen voor herkennen terugvinden van informatie, opgeslagen in vraagstelling Reproductie: CUED Call (een enkele aanwijzignen FREE RECALL niet geholpen herinnering.
46
Indirect meten of boodschap wordt herinnert door h7 onthouden
indirecte maten: opnoemen van associaties of woorden aanvullen (complementeren)
47
Mediumkenmerken belemmerend informatie verwerken h7 onthouden
incongruentie, foute layout of montage
48
MEDIUMCONTEXT INVLOED h8 interpreteren
- context waarin boodschap wordt aangeboden kan van invloed zijn op hoe ontvanger boodschap interpreteert. - vaak niet bewust van sturende werking. (framing en priming)
49
Invloed op de interpretatie van de boodschap h 8 interpreteren
- Als voorafgaande info. pers. zich betrokken voelt (spannende film) onderbroken door nieuwe informatie (reclameblok), zal pers nwe info slechter onthouden nog in gedachten bij vorige boodschap - Stemming waarin pers is gebracht door voorafgaande info. kan invloed hebben op ontvangst nwe info. (waardering én gedragsintentie). (reclame hinderlijk)
50
Mood consistency h8 interperteren
opvolgende boodschap zelfde soort stemming oproept doen het beter pos film - pos reclame beter effect ook in koopintentie
51
Nieuws frame's soorten h8 interpereteren
1. conflict: nadruk conflict 2. human interest: nieuw vanuit individu, emoties spelen een rol 3.verantwoordelijkheid; nudruk op wie verantwoordelijk 4. Economische consequenties; nadruk op gevolgen frame helpt bij interpretatie NIET ALLEEN BEPALEND WAAROVER PERS NADENKT MAAR OOK HOE PERS OVER NADENKT 3/4 minder interesse? minder antwoorden terug te vinden
52
Strategie nieuws frames (journalistiek) h8 interpreteren
belangrijk onthouden en interpretatie: - variatie in nieuws - aspecten accentueren ten koste van andere reden: 1. nieuws kaderen, 2. vereenvoudigen, 3. betekenis geven en 4. belangstelling vasthouden Schept interpretatie kader waardoor pers gebeurtenis kan duiden Gebeurt in openheid echter persoon niet altijd in de gaten
53
Transformationele reclame h 8 interpreteren
interpretatie sturen door imago merk en gebruikerssituatie centraal te stellen. martini koppelen aan ideale gebruikerservaring en gevoelens gericht op pos imago: vrienden, plezier ontspanning (vroeger productvoordelen= informationele reclame)
54
Cultivatitheorie (priming) h 8 interpreteren
De theorie veronderstelt dat hoe meer tijd mensen besteden aan tv-kijken of 'leven' in de tv-wereld, hoe groter de kans is dat ze de sociale werkelijkheid zoals die wordt verbeeld op de tv gaan geloven.
55
Cultivatieth testen h8 interpreteren
1 Prime source conditie: van te voren vragen naar kijkgedrag daarna inschatting mak misdaadcijfers 2 Oriëntatie prime: waarschuwing toevoegen aan 1 misdaadcijfers televisiekijken invloed 3 No prime 1 en 2 hoger cijfers 3
56
Sublimale priming h8 interpreteren
verboden Nl reclame code plaatje zo vaag onbewust waarnemen ingevoegde beelden zo kort dat consument het bewust niet kan zien. - mogelijke invloed op voorkeur en gedrag. meer invloed naarmate meer herhaalt
57
Uitkomst van proces interpretatie h9
Attitude en overreding
58
Attitude h9 attitude en overreding
evaluatief oordeel, beschrijft hoe iemand iets vindt. Twee componenten: 1. richting (of valentie), bijvoorbeeld goed of slecht, positief of negatief; 2. extremiteit, bijvoorbeeld een beetje goed, redelijk goed, behoorlijk goed, of zeer goed. Attitude ≠ opvatting (belief). attitude over het totaaloordeel over de film (‘ik vind dit een goede film’).
59
Opvatting h 9 attitude en overreding
non-evaluatief oordeel dat weergeeft hoe we denken dat een stukje van de werkelijkheid eruitziet.
60
Attitude verandering door h9 attitude overreding
- kunnen gevormd of veranderd worden door communicatie - door overreding- persuasion Attitude kan ook veranderen door lang nadenken, eigen gedrag
61
Persuasion h9
Overreding : proces van vorming en verandering van attitudes door relatief ingewikkelde boodschappen die bestaat uit een bepleit standpunt met (meestal) een of meer argumenten die bedoeld zijn om dat standpunt te ondersteunen.
62
Persuasion effectief omdat h 9
-de aandacht trekken en vasthouden (aandacht) -begrijpelijk zijn (begrip) -overtuigend zijn (overtuiging) -in het geheugen blijven ‘hangen’ (onthouden)
63
Elementen bijdragen overtuigen ontvangers h 9
kern boodschap belangrijk. Elementen die bijdragen: -geloofwaardigheid -expertise -attractiviteit van de bron -mate waarin bron beroemd -complexiteit (keep it simple en stupid) -een- of tweezijdigheid -modaliteit (print, auditief of audiovisueel)
64
Basisstadia overreding h9
aandacht begrip overtuiging onthouden
65
Variabelen van com. proces die in de basisstadia van overreding beïnvloeden h9
bronkenmerken boodschapkenmerken mediumkenmerken ontvangerkenmerken. vragen die je stelt: Wie zegt wat - in welk kanaal- tegen wie - met wel effect
66
Voorspelwaarde attitude h9
- algemene attitude: slechte voorspeller gedrag Relatie tussen attitude en gerag sterker naarmate belang attitude toeneemt - sterke att- betere voorspeller gedrag Attitude die meteen opkomt (mentale toegankelijkheid) voorspelt beter dan die verstopt zit (batterij konijntje)
67
Begrip (h9)
Doorhebben wat de kern van de boodschap is. ook al begrijpen we niet alles zijn we geneigd te geloven moeite met onjuiste inf. te falsifiëren (unbelieving) Zien is geloven - psychologie boodschap bijna gedachteloos geaccepteerd
68
Bron Snelle spreker
competent- geloofwaardig. Door snelle spraak moeilijker goed van slecht te onderscheiden 120% sneller afspelen (smurfen) wint aan overtuigingskracht
69
Bron Expert of Fysiek aantrekkelijke kandidaat
- Expert alleen effectief ingewikkelde boodschap - Fysiek Aantr ingewikkelde en simpele boodschap
70
Boodschap mediumkeuze overredingskracht
Simpele boodschappen : auditief of audiovisueel Ingewikkelde boodschappen : gedrukte vorm
71
1 of 2 zijdigheid boodschap
1: alleen eigen standpunt (onbekend product of standpunt) 2 aandacht voor tegengeluiden (als tegenaanval verwacht) bekend prod. pers zal al kritisch nadenken
72
ELM Elaboration Likelihood Model (Heureistic processing model) sociale psychologie
Dual process models Verwerking van persuasieve communicatie: - oppervlakkig (perifeer) - systematisch (centraal)
73
Perifere route
- niet gemotiveerd of niet in staat om persuasieve boodschap kritisch te verwerken - simpele beslisregels heuristics om snel en efficiënt tot oordeel komen. - oppervlakkige verwerking - bron belangrijk - geloofwaardigheid - expertise - beroemdheid - aantrekkelijkheid - instabiele attitudes, vaak kortstondig en slechte voorspeller
74
Centrale route
- gemotiveerd en in staat om zorgvuldig na denken over boodschap. op basis daarvan oordeel - Motivatie verhoogd door relevantie boodschap en mate waarin die interessant wordt gevonden. - Verwerkingscapaciteit is afhankelijk van: -voorkennis - expertise op het terrein - mate van afgeleid zijn - komt niet zo vaak voor. - invloed bron gering - goede voorspeller gedrag- resistent tegenpropogande
75
Visuele dominatie
winnen de ogen (visuele informatie) het als het ware van de oren (auditieve informatie).
76
de-personalisatie
gevoel van buiten de werkelijkheid te staan, zelfvervreemding
77
de-individualisatie
groepsindentiteit domineert de individuele indentiteit