mediapsychologie 11 Flashcards

(8 cards)

1
Q

Catharsis (freud)
h10

A

is een manier om frustraties, negatieve emoties en conflicten te ventileren.
Stel de kijker heeft agressieve neigingen door het kijken van een agressieve film is de kijker in staat zijn neigingen op een bevredigende manier kwijt te raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gewoonte

A

is een gebrek aan zelfmonitoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zelfeffectiviteit

A

(mate waarin pers zichzelf in staat acht om bepaalde media daadwerkelijk te gebruiken);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

determinanten

A

beslissende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dimensies waarin media effecten kunnen worden onderverdeeld

A

1 korte en lange termijn effecten
2 cognietieve, affectieve en gedragseffecten
3 effecten op micro en macro niveau
4 bedoelde en onbedoelde effecten van mediagebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gepercipieerde gedragscontrole

A

( hoe makkelijk of moeilijk je het ervaart om gewenste gedrag te vertonen) toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mediumvaardigheden

A

medium gerelateerde vaardigheden:
1operationele vaardigh. (knoppenkennis)
2 formele vaardigh (structuren navigatie en orientatie op internet

inhoudelijke vaardigheden:
3 informatie vaardigh (zoeken, selecteren en evalueren v. info binnen dig med
4 strategische vaardigh (dig med. als middel om een persoonlijk of professioneel doel te bereiken

opleidingsniveau schijnt van invloed te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

selectie

A

Keuze die pers ma uit aangeboden onderdelen. bewust en onbewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly