microbio BLC1 begripppen H6,7,10,11,12 Flashcards

(57 cards)

1
Q

fenotypische aanpassingen

A

veranderingen die plots verschijnen of verdwijnen, afhankelijk van milieuomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

genotypische aanpassingen

A

fundamentele aanpassingen in het genoom aangeduid als een mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mutatie

A

verandering in de basesequentie van het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

puntmutatie

A

1basepaar betrokken, 1 base vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stille mutatie

A

geen effect op de AZ sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nonsense mutatie

A

mutatie die stopcodon creëert, er wordt slechts een eiwit fragment gesynthetiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

frameshift mutatie

A

1 of meerder basenparen verdwijnen of worden toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spontane mutatie

A

afhankelijk van milieuomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geïnduceerde mutatie

A

vinden plaats onder invloed van mutagenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mutagenen

A

fysische of chemische middelen die mutaties induceren en de mutatiefrequentie verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mutatie frequentie

A

kans op mutatie per cel per deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

genetische recombinatie

A

uitwisseling van genen tussen 2 DNA moleculen, zodat er nieuwe combinaties van genen gevormd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transformatie

A

genen van de ene naar de andere bacterie transfereren als naakt DNA zonder cellulair contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transductie

A

transfer van DNA via bacteriofaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bacteriofaag

A

virus dat bacteriën infecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lytische cyclus

A

virus vermenigvuldigd onmiddellijk en laat gastheercel open barsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lysogene cyclus

A

virus vermenigvuldigd niet onmiddellijk, laat zijn DNA integreren in het gastheerchromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

profaag

A

geïntegreerde virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

inductie

A

wakker schieten van profaag, start lytische cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

conjugatie

A

overdracht van genetisch materiaal van cel tot cel via direct contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

R-factoren

A

resistentieplasmiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bioremediatie

A

micro-organismen inzetten om bodemvervuiling te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

taxonomie

A

wetenschap die zich bezighoudt met de classificatie(ordenen), nomenclatuur(naamgeving), en identificatie van levende organismen

24
Q

systematiek

A

studie van evolutieve verwantschappen

25
biotypen / variëteiten
variatie in biochemische eigenschappen
26
serotypen / serovans
variatie in antigenen
27
faagtypering
variatie in gevoeligheid voor bepaalde bacteriofagen
28
probe
kort enkelstrengig stukje DNA of RNA dat complementair is met bepaalde doelwitsequentie, vaak gelabeld
29
obligaat intracellulaire parasieten
hebben geen enkele vorm van metabolisme buiten een levende cel, levenloos
30
viron
virusdeeltje
31
capside
eiwitstructuur rond het nucleïnezuur, bestaat uit capsomeren
32
nucleocapside
nucleïnezuur + capside
33
enveloppe virus
virus met extra omhulsel afkomstig van de gastheercel, dubbellaag fosfolipiden, spikes
34
naakte virussen
virussen zonder enveloppe
35
spikes
eiwitten van virale afkomst op de enveloppe
36
tropisme
virussen die bepaalde celtypes infecteren en andere ongedeerd laten
37
endocytose
cellulair proces waarbij nutriënten en andere moleculen in de cel gebracht kunnen worden
38
uncoating
viraal genoom ontdoen van eiwitmantel, nucleïnezuur komt vrij
39
viruspool
ontstaat door herhaalde replicatiecycli ter hoogte van de ingangspoort, van hieruit kan het virus zich verder gaan verspreiden
40
primaire viremie
aanwezigheid van virus in het bloed
41
targetorgaan
aangetaste orgaan
42
lytische infectie
vernietiging gastheercel, snelle verspreiding
43
persisterende infectie
traag vrijgesteld via budding, gastheercel niet altijd dood, in staat tot reproductie (viraal genetisch materiaal wordt vermenigvuldigd)
44
latend infectie
periode van ziekte en vermenigvuldiging, afwisselend met symtoomloze perioden
45
oncogene virussen
virussen die in staat zijn tumoren te veroorzaken
46
antigen drift
lichtjes veranderende antigenen
47
reassortment
proces waarbij gensegmenten van verschillende virusstammen (van influenza) gemengd worden
48
antigen shift
grote verandering in 1 of meerdere antigenen na reassortment
49
werkspectum antibiotica
gamma van verschillende species waartegen antibioticum actief is
50
bacteriostatische antibiotica
doden de bacteriën niet, maar beletten wel de vermenigvuldiging
51
bacteriotase
geen directe vernieteging
52
bactericide
directe vernieteging
53
M.B.C. (minimale bactericide concentratie)
laagste concentratie van het antibioticum waarbij alle micro-organismen gedood zijn
54
M.I.C. (minimal inhibotory concentratieon)
laagste concentratie van een antibioticum waarbij een micro-organisme geremd wordt in zijn groei
55
faagtherapie
alternatief voor behandeling van multiresistente bacteriën of in de toekomst als vervanging van antibiotica
56
restrictie-enzym
eiwit geproduceerd door bacteriën, in staat korte base sequentie te herkennen en te knippen
57
sticky ends
enkelstrengige overhangen die complementair zijn met elkaar