Ml H3 politiek Flashcards

(46 cards)

1
Q

democratie

A

Een bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirecht invloed uitoefent op de politieke besluitsvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

referendum

A

een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belangrijkste kenmerken parlementaire democratie (7)

A
  • machtenscheiding
  • rechten van minderheden worden gerespecteerd
  • bevolking kiest de volksvertegenwoordigers
  • regering+ parlement maken samen wetten
  • idividuele vrijheid
  • burgers hebben politieke grondrechten
  • er bestaat persvrijheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

autoritair regime (dictatuur)

A

Wanneer alle macht in handen is van één persoon, een familie, een kleine groep mensen, een partij of militairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken dictatuur (7)

A
  • geen machtenscheiding
  • geen onafhankelijke rechters
  • verkiezingen = sprake van fraude, manipulatie of geweld
  • oppositie partijen zijn vaak verboden
  • geen rechtsstaat en grondrechten worden niet gerespecteerd
  • geen persvrijheid
  • grote politieke rol voor militairen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ideologie

A

verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vragen bij ideologie (2)

A
  1. Welke normen en waarden staan centraal

2. Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Links

A

Wil dat de overheid actief ingrijpt om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

midden

A

Linkse en rechtse standpunten. Overheid heeft een aanvullende rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rechts

A

Vindt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor een beter bestaan. Overheid = beperkte rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Liberalisme

A

Vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. (VVD en D66)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociaaldemocratie

A

Gelijkwaardigheid en solidariteit. ( PvdA, GL, SP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Christendemocratie

A

Rentmeesterschap en naastenliefde. ( CDA, CU en SGP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Communisten en Sociaaldemocraten

A
  • Communisten wilden dat arbeiders door revolutie alle macht zouden overnemen.
  • Sociaaldemocraten wilden via verkiezingen in de regering komen en dan de maatschappij verbeteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ecologisme + waarden

A

Politieke stroming die vindt dat het de belangrijkste taak van de mens is om goed voor de aarde te zorgen. (waarden= duurzaamheid en bescherming van ons leefmilieu)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Populisme + standpunten

A

Stijl van leiding geven. Komen op voor de belangen van de ‘gewone’ burgers. Hebben vaak sterk nationalistische standpunten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Progressief

A

Vooruitstrevend, willen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Conservatief

A

Behoudend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

actiegroepen

A

Willen één bepaald doel bereiken.

20
Q

belangengroepen

A

Verdedigen de belangen van een bepaalde groep.

21
Q

Politieke partij (definitie)

A

Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een goede samenleving

22
Q

Algemeen belang

A

Is een plan wel goed voor de samenleving als geheel?

23
Q

one-issue partij

A

Vertegenwoordigen één specifieke doelgroep. (50PLUS)

24
Q

Functies politieke partijen (4)

A
  • Samenbundeling van ideeën
  • informeren van kiezers
  • participatie van burgers
  • selectie van kandidaten
25
actief kiesrecht
Recht om te stemmen.
26
passief kiesrecht
het recht om je verkiesbaar te stellen
27
lijsttrekker
Hij of zij verwoordt de standpunten van de partij.
28
spindoctors
Communicatie deskundigen die kandidaten adviseren over een zo positief mogelijk imago.
29
zwevende kiezer
Kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen.
30
motivatie stemmen op een partij (4)
- Standpunten spreken je aan - Partij let goed op jouw belangen - Je stemt strategisch - De lijsttrekker spreekt je aan
31
evenredige vertegenwoordiging
Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het totale aantal zetels.
32
Regering
De koning en de ministers. De leider noem je de premier.
33
Prinsjesdag
De koning leest de troonrede voor. Miljoenennota: plannen kabinet voor dat jaar. rijksbegroting: overzicht van alle inkomsten en uitgaven van dat jaar.
34
verloop kabinetsformatie
1. Welke partijen kunnen en willen samenwerken (informateur) 2. Formateur zoekt geschikte ministers en staatssecretarissen. 3. bordesfoto
35
constitutionele monarchie
Een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd in de grondwet zijn vastgelegd.
36
Taken van de koning (4)
- Handtekening onder wetten zetten - troonrede voorlezen - ministers en staatsecretarissen benoemen. - ons land vertegenwoordigen in het buitenland
37
ministeriële verantwoordelijkheid
Ministers zijn niet alleen verantwoordelijk voor de inhoud van wetten en de troonrede, maar ook voor wat de koning zegt en doet.
38
demissionair kabinet
Heeft geen eigen missie meer en handelt alleen lopende zaken af
39
kabinet
ministers en staatssecretarissen
40
Staten-Generaal
eerste + tweede kamer samen
41
parlementaire democratie
De bevolking kiest de volksvertegenwoordigers.
42
Fractie
Groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan
43
taken eerste en tweede kamer
- wetgevende taak | - controlerende taak
44
rechten wetgevende taak
- Stemrecht (1+2) - Budgetrecht (1+2) - Recht van initiatief (2e kamer) - Recht van amendement (2e kamer)
45
Rechten controlerende taak
- Recht om vragen te stellen - Recht van interpellatie (minister met spoed naar de 2e kamer) - Enquete recht`(Onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.) - Motierecht (beleid veranderen) - Motie van wantrouwen
46
Poldermodel
Onze politici overleggen veel en sluiten veel compromissen.