Module 1 voc Flashcards
(48 cards)
1
Q
een klaslokaal
A
a classroom
2
Q
een bibliotheek
A
a library
3
Q
het grasveld
A
the grass
4
Q
een computerlokaal
A
a computer lab
5
Q
een wetenschapslokaal
A
a science lab
6
Q
een sporthal
A
a gym
7
Q
een lerarenlokaal
A
a teacher’s room
8
Q
een kunstlokaal
A
an art room
9
Q
een zwembad
A
a pool
10
Q
een muzieklokaal
A
a music room
11
Q
een toiletruimte
A
a restroom
12
Q
een hal
A
a hallway
13
Q
een ziekenzaal
A
an infarmary
14
Q
een leerling
A
a pupil
15
Q
les hebben
A
to have class
16
Q
corrigeren
A
to correct
17
Q
voedselvergiftiging
A
food poisoning
18
Q
een infectie
A
an infection
19
Q
misselijkheid
A
nausea
20
Q
maagpijn
A
stomach pain
21
Q
overgeven
A
to vomit
22
Q
diarrhee
A
diarrhoea
23
Q
een ziekte
A
a disease
24
Q
een verkoudheid
A
a cold
25
een wrat
a wart
26
een behandeling
a treatment
27
een handgel
a hand sanitiser
28
medicijn op doktersvoorschrift
prescription medicine
29
vrij verkrijgbaar medicijn
over-the-counter medicine
30
een ziektekiem
a germ
31
besmetten
to contaminate
32
overdragen
to transmit
33
smerig
nasty
34
niezen
to sneeze
35
lichaamssappen
body fluids
36
chloor
chlorine
37
mondhygiëne
oral hygiene
38
antibiotica
antibiotics
39
een beugel
a retainer
40
het kantoor van de directeur
the headmaster's office
41
een speelplaats
a schoolyard
42
een secretariaat
a secretary
43
een directeur
a headmaster
44
verhoren
to examine
45
een examen afleggen
to take an exam
46
straffen
to discipline
47
ontmoeten
to meet
48
spieken
to cheat