module 2 Flashcards

(62 cards)

1
Q

afzetgebied

A

gebied waar de producent zijn producten verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

betalingsbereidheid

A

maximale prijs die een consument bereid is te betalen per producteenheid bij een gegeven aantal producteenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

collectief consumentensurplus

A

de optelsom van alle individuele consumentensurplussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

collectieve vraag

A

aantal eenheden dat een groep consumenten wil kopen bij een bepaalde prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

complementaire product

A

product dat samen met een ander product voorziet in de bevrediging van een behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consumentensurplus

A

optelsom van het individuele consumentensurplus van alle consumenten die het product kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

continue vraag

A

alle combinaties van prijs en gevraagde hoeveelheid waarbij ook alle combinaties van gebroken getallen mogelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

discrete vraag

A

vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid een geheel getal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

exogene factor

A

omstandigheid waar betrokkenen geen invloed op hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevraagde hoeveelheid

A

hoeveelheid die gevraagd wordt bij een bepaalde prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

individueel consumentensurplus

A

verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid voor alle eenheden die een consument van een product koopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

individuele vraag

A

aantal eenheden dat een individuele consument van het product koopt bij een bepaalde prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inferieure goederen

A

goederen waarvan de gevraagde hoeveelheid daalt als het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

inkomenselasticiteit

A

procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een procentuele verandering van het inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

luxegoederen

A

goederen waarvan de gevraagde hoeveelheid meer dan evenredig stijgt als het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

noodzakelijke goederen

A

goederen waarvan de gevraagde hoeveelheid minder dan evenredig stijgt als het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

normale goederen

A

goederen waarvan de gevraagde hoeveelheid stijgt als het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

omzet

A

totale opbrengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

prijs-afzet lijn

A

collectieve vraaglijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

prijselasticiteit

A

procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een procentuele verandering van de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

substitueerbaar product

A

product dat in de ogen van de consument kan voorzien in dezelfde behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vraaglijn

A

lijn die bij verschillende prijzen aangeeft hoeveel eenheden een groep consumenten van het product wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

aanbodlijn

A

lijn die bij verschillende prijzen aangeeft hoeveel een groep producenten gezamenlijk produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

arbeid

A

productiefactor: het menselijk handelen tijdens de productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
break-evenpunt
productieomvang waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten
26
collectieve aanbodlijn
lijn die aangeeft hoeveel er in totaal wordt aangeboden bij een gegeven prijs
27
degressief variabele kosten
situatie waarbij de GVK dalen bij een grotere productieomvang
28
gemiddelde opbrengst
opbrengst per geproduceerde eenheid
29
gemiddelde totale kosten
kosten per geproduceerde eenheid
30
gemiddelde variabele kosten
variable kosten per geproduceerde eenheid
31
individuele aanbodlijn
lijn die aangeeft hoeveel er door een individuele producent wordt aangeboden bij een gegeven prijs
32
kapitaal
productiefactor
33
locatie
plaats waar wordt geproduceerd
34
loon
prijs van aanbod
35
marginale kosten
toename van de totale kosten als gevolg van de productie vand een extra eenheid product
36
marginale opbrengst
opbrengst van de laatst verkochte eenheid
37
natuur
productiefactor: grondstoffen en locatie van productie
38
ondernemerschap
productiefactor: inititatief om tot productie te komen
39
producentensurplus
optelsom van het verschil voor ieder stuk tussen wat een producent minimaal moet krijgen en de prijs
40
produceren
transformatie van productiefactoren naar producten en/of diensten
41
productiefactor
middel dat gebruikt wordt bij het productieproces
42
productiefunctie
relatie tussen de ingezette productiefactoren en de daarmee gerealiseerde productie
43
productiekosten
kosten die gemaakt worden om een bepaalde hoeveelheid te produceren
44
progressief variabele kosten
situatie waarbij de GVK stijgen bij een grotere productieomvang
45
proportioneel variabele kosten
situatie waarbij de gvk hetzelfde zijn bij iedere productiekosten
46
totale kosten
som van vaste kosten en variabele kosten
47
totale opbrengst
prijs van het product vermenigvuldigd met het aantal verkochte eenheden
48
variabele kosten
kosten die varieren met de productieomvang
49
vaste kosten
kosten die niet variëren met de productieomvang
50
voltijdsbaan
werkverband van minimaal 35 uur per week
51
werkgelegenheid
het totaal aan arbeid dat verricht wordt
52
werkzame beroepsbevolking
alle ingezetenen van 15 tot 75 jaar die betaalde arbeid verrichten
53
winst
verschil tussen totale opbrengsten en totale kosten
54
aanbodoverschot
verschil tussen gevraagde en aangeboden hoeveelheid, waarbij het aanbod de vraag overstijgt
55
evenwichtshoeveelheid
verhandelde hoeveelheid producten bij marktevenwicht
56
evenwichtsprijs
prijs waarbij de aangeboden hoeveelheid gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid
57
marktevenwicht
situatie waarbij de aangeboden hoeveelheid gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid
58
marktmeester
persoon die vraag en aanbod met elkaar in evenwicht brengen
59
onzichtbare hand
benaming van de coördinerende werking van het marktmechanisme
60
totale surplus
optelsom van het consumentensurplus en het producentensurplus
61
vraagoverschot
verschil tussen gevraagde en aangeboden hoeveelheid, waarbij de vraag het aanbod overstijgt
62
vrije prijsvorming
prijzen komen tot stand door de ongehinderde werking van het marktmechanisme