Module 3 begrippen Flashcards
(33 cards)
Geschiedenis
Reeks samenhangende gebeurtenissen
Chronologisch
Op volgorde van tijd
Handelingsfunctie
Kern van de geschiedenis/verhaal
Hoofdpersoon
Betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen
Bijpersoon
Steunt de hoofdpersoon
Kern van het verhaal
Hoofdpersoons+bijpersoons+tegenstanders doel
Setting
Waar het verhaal zich plaatsvind en in welke tijd
Plot
De tekst die zoals die aan de lezer gepresenteerd wordt
Verteltijd
Tijd die nodig is om het boek te lezen (dun of dik boek)
Vertelde tijd
De tijd waarin de gebeurtenissen in het boek zich afspelen (periode tweede wereldoorlog)
Vertelritme
De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd
Versnelling
Een gebeurtenis die lang duurt, wordt kort verteld
Vertraging
Een gebeurtenis wordt uitgebreid verteld
In medias res
De verteller start midden in de actie
Flashback
Een aparte scène waarbij je teruggaat in de tijd
Flashforward
Een korte verwijzing naar iets wat (waarschijnlijk) gaat gebeuren in de toekomst
Verhaalmotief
Het terugkeren van situaties, opvattingen, gebeurtenissen of gevoelens
Leidmotief
Terugkeren van een bepaald woord of voorwerp
Verhaallijn
Een samenhangende reeks van gebeurtenissen
Verteller
De instantie die het verhaal presenteert
Auctoriale vertelinstantie
Is aanwezig in het verhaal en weet wat er gebeurd (alwetend)
Personale vertelinstantie
Niet aanwezig in het verhaal en spreekt de lezer niet rechtstreeks aan
Meervoudig personale vertelinstantie
Je volgt als lezer meerdere personages (all of us are villains)
Ik-vertelinstantie
De verteller is de ik-persoon