module 5

Question 1

lexicon

Answer 1

woorden in een taal

Question 2

syntax en grammatica

Answer 2

systeem van regels over woordvormen en hoe zinnen geformuleerd moeten worden

Question 3

fonologie

Answer 3

systeem van regels hoe woorden moeten klinken

Question 4

semantiek

Answer 4

betekenis van woorden

Question 5

pragmatiek

Answer 5

systeem van regels hoe taal gebruikt en begrepen moet worden in een sociale context

Question 6

fonemen

Answer 6

de kleinste en simpelste eenheden van een klank in taal

Question 7

morfemen

Answer 7

de kleinste en simpelste eenheden van betekenis in een taal. BV: fietser is dan fiets en er

Question 8

sapir-whorf hypothese

Answer 8

taal beïnvloed cognitie, niet alle talen hebben overal een betekenis voor. talen met veel woorden hebben grotere hoeveelheden en vormen van kennis, gedachten en awareness dan talen met weinig woorden.

Question 9

hypocognitie

Answer 9

relatief minder hoeveelheden en vormen van kennis, awareness en gedachten dan gemiddeld

Question 10

hypercognitie

Answer 10

relatief grotere hoeveelheden en vormen van kennis, awareness en gedachten dan gemiddeld

Question 11

speech illustrators

Answer 11

non verbaal gedrag dat de spraak ondersteunt

Question 12

emblems

Answer 12

cultuur specifieke gebaren met betekenis zoals duim omhoog of middelvinger

Question 13

paralinguïstische cues

Answer 13

aspecten van de stem die informatie overbrengen, zoals toon, intonatie, toonhoogte

Question 14

proxemics

Answer 14

het gebruik van persoonlijke afstand in relaties

Question 15

haptics

Answer 15

het gebruik van aanraking in persoonlijke interacties

Question 16

relational attunement

Answer 16

opmerkzaamheid en begrip van subtiele of indirecte cues zoals weten wanneer iemand sarcastisch is bv

Question 17

intercultureel communiceren

Answer 17

communicatie tussen mensen van verschillende culturen

Question 18

intracultureel communiceren

Answer 18

communicatie tussen mensen van dezelfde cultuur

Question 19

messages

Answer 19

informatie en betekenis die wordt uitgewisseld als mensen communiceren

Question 20

encoding

Answer 20

diegene die de boodschap stuurt, verbale en non verbale communicatie

Question 21

signalen

Answer 21

boodschappen die gestuurd worden, verbaal of non verbaal

Question 22

channeld

Answer 22

specifieke sensorische kanalen waarmee signalen worden verstuurd en ontvangen (spraak en lichaamstaal

Question 23

decoding

Answer 23

diegene die de boodschappen ontvangt en vertaald

Question 24

face culturen

Answer 24

geen gezichtsverlies (behouden van publieke reputatie) want dat leidt tot schaamte

Question 25

de 3H's van face cultures

Answer 25

- hierarchy - humility (nederigheid) - harmony

Question 26

interculturele competentie

Answer 26

het appreciëren van diversiteit en de mogelijkheid om effectief te communiceren in interculturele situaties op een juiste manier

Question 27

mindfulness componenten voor interculturele competentie:

Answer 27

- awareness: bewust van eigen biases en overtuigingen - knowledge: kennis van de ander hun worldview - skill: weten hoe je met die ander omgaat

Question 28

cultural intelligence (CQ)

Answer 28

intelligentie op een cultureel niveau.

Question 29

verschillene cultural intelligence motivational/ cognitive/ metacognitive/ behavioral

Answer 29

motivational: leuk vinden om met andere culturen te communiceren, zelf het echt willen cognitive: de regels weten van die cultuur (normen en waarden) metacognitive: awareness, planning, checking ( weten wat je moet doen en wanneer) behavioral: verbaal en non-verbaal aanpassing op die cultuur

Question 30

experiental discovery

Answer 30

eigen persoonlijke ervaringen waarvan je leert

Question 31

didactic expository

Answer 31

krijg je informatie op een les manier. Iemand verteld het je. (educational setting)

Question 32

cultural assimilators (intervention tools)

Answer 32

mensen krijgen een cultuurspecifieke casus te lezen en moeten een vraag beantwoorden wat er nou precies aan de hand is.

Question 33

voordelen tweetaligheid (blijkt niet helemaal te kloppen)

Answer 33

- hogere IQ - sociale kwaliteiten hoog - beter in het leren van talen - verlating van alzheimer - beter herstel van beroerte

Question 34

additieve bilingualism

Answer 34

het leren van een tweede taal heeft geen invloed op het leren van de eerste taal. Beiden talen zijn goed ontwikkeld

Question 35

subtractieve bilingualism

Answer 35

het leren van de tweede taal stoort het leren van de eerste taal. De tweede taal vervangt als het ware de eerste taal

Question 36

successive bilingualism

Answer 36

het aanleren van de tweede taal na het al kennen van de eerste taal (early language acquisition)

Question 37

simultaan bilingualism

Answer 37

gaan van geen talen spreken naar meteen 2 of meer talen spreken (additive/life- long bilingualism)