Module 5 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Depotisme

A

Regering waarbij 1 persoon de absolute macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Annexeren

A

Toevoegen van een grondgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Expansionistisch

A

Uitbreidend (qua grondgebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parasiteren

A

Op schadelijke wijze leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bourgeoisie

A

Welgestelde burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Saillant

A

Uitspringend punt van een vestigingswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spervuur

A

Onophoudelijke reeks schoten na elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Veldartillerie

A

Zwaar geschut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Infanterie

A

Voetvolk van een leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Activisten

A

Lid van actiegroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prominent

A

Vooraanstaande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onomatopee

A

Klanknabootsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genereren

A

Voortbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maskeren

A

Bedekken, verbloemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bloemlezing

A

Beste uit verzameling gedichten of proza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Autoriteiten

A

Machthebbers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Restricties

18
Q

Luguber

A

Huiveringwekkend, akelig

19
Q

Denotatie

A

Objectieve, neutrale betekenis van een woord

20
Q

Connotatie

A

De bijgedachte verbonden aan het woord

21
Q

Initmidatie

22
Q

Loyaal

A

Trouw, eerlijk

23
Q

Paradox

A

Uitspraak die niet overeenstemt met gangbare mening

24
Q

Ontmanteling

A

Uit elkaar halen of verwijderen van belangrijke onderdelen

25
Adequaat
Voldoende,gepast
26
Escaleren
Uit de hand lopen
27
Expansie
Uitbreiding, vergroting van grondgebied
28
Fascisme
Politieke opvatting die zich kenmerkt door autoritaire gezagsuitoefening & verwerping democratie
29
Misantroop
Iemand die mensen haat
30
Repercussie
Nadelig gevolg van iets
31
Dispuut
Conflict, discussie
32
Hostiliteit
Vijandigheid
33
Imperium
Groot en machtig rijk
34
Impact
Effect, invloed
35
Ambigu
Iets wat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden
36
Polemiek
Discussie over bepaald onderwerp dat in verschillende gepubliceerde teksten gevoerd wordt
37
Acclimatiseren
Wennen aan een omgeving
38
Enigma
Raadsel
39
Capituleren
Overgave aan de vijand
40
Significant
Betekenisvol
41
Sonnet
= De eerste twee strofen tellen 4 verzen, de laatste drie strofen telkens twee verzen (die op elkaar rijmen), het heeft dus een vaste vorm. Ongeveer gelijke verslengte. d Veertien regels. Een sonnet. e Eindrijm volgens volgend schema: abba cddc ee ff gg Het is omarmend in de eerste vier regels en in de laatste zes regels is het telkens gepaard.