Monniken en Magiërs en de Opkomst Islam (college 4) (KA 10 en 12) Flashcards
(31 cards)
Wat zijn de drie IBQ’s?
Onderzoeksvragen:
- Op welke wijze geschiedt verspreiding van het Christendom?
- Welke functie krijgt geestelijkheid hierbij?
- Welke verhouding bestaat in vroegmoderne tijd tussen religie en magie?
Wat zijn de IBQ’s?
Onderzoeksvragen
Wat is Orthodoxie?
Enig toegestane Kerkleer volgens Canon en Credo, in Westen: de Rooms-katholieke = alleenzaligmakende Kerk.
Wat is het Christianitas?
Verzamelnaam voor Godsvolk onder Gods hoede. (onverdeeld ‘Europa’)
Wat is Heterodoxie?
Afwijking van deze Kerkleer.
Wat is Syncretisme?
Het naar elkaar toegroeien van godsdiensten, vgl met acculturatie (overnemen van sociale en culturele kenmerken)
Wat is Ketterij?
Veroordeelde afwijking in geloofsleer en riten (godsdienstige handelingen, waaronder: Liturgie
=(het geheel van voorgeschreven gebeden, ceremoniën en handelingen die een eredienst uitmaken)
Wat is Schisma?
Scheuring binnen Kerkorganisatie. (1054 Oosters Schisma // 1378-1417 Westers Schisma)
Wat is Heidendom?
Voorchristelijke ‘oude’ godsdienst (met voorouderverering en animisme)
Bisschoppelijke Hiërarchie en Monniken.
Welke twee soorten geestelijken heb je?
- Geestelijken: passend binnen Roomse gezagslijnen, zoals de Paus, Centraal toezichthoudende bisschoppen
Parochiale geestelijkheid.
2.Kloosterlingen:
Met ‘bijzondere’ positie: bruikbaar, maar toch ‘gewantrouwd’
Beschrijf de ontwikkelingen van de Monnikenorden.
*Heremieten in het Oosten (is een religieuze man of vrouw die in afzondering leeft in een kluizenarij) als boetedoening in eenzaamheid.
*Monniken in kloosters vanaf 500 in het Westen
NB: beroepsuitboeters levend op één plaats volgens een kloosterregel. Zijn de REGULIERE geestelijken.
- In concurrentie met seculieren = wereldlijke geestelijken vanuit parochiekerken, die zitten binnen een hiërarchie in Concurrentie de kloosterlingen die een afgezonderd bestaan leven.
- Vanaf 500 komen er meerdere Leefregels Benedictijnen en Augustijnen
- Vanaf 816 (Karel de Grote) ontstaat er één orde binnen de Kerk, de Benedictijnen.
- Hervorming in de 10e eeuw. Kloosterwezen Cluniacenzers: autonoom, machtig en rijk.
Nieuwe Orden vanaf 1000. Benoem ze!
Nieuwe orden:
11e-12e eeuw: ontginningsorden op platteland:
*Premonstratenzers of Norbertijnen
*Cisterciënzers
13e eeuw: armoede- of bedelmonniken in steden, predikend vanuit hun convent
*Franciscanen en Dominicanen
Daarnaast: kanunniken in kapittelkerken – met koorbanken.
Na middeleeuwen: orden van de contrareformatie:
Capucijnen,
Jezuïeten,
Ursulinen
Daarna: orden uit 19e eeuw (congregaties)
Verspreiding Christendom: bekeringsproces
Geef drie kenmerken van de verspreiding en licht deze toe met een voorbeeld.
Eerste kenmerk: De traditionele weg van verspreiding in tijdvak 3
- Top-down, via stamhoofden/koningen
- Klassiek: 496 doop Clovis
Tweede kenmerk: Verspreiding vanuit kloosters
- Ierland – Schotland – Northumbrië
- Stichters van dochterkloosters op vasteland: Luxeuil, Bobbio, Sankt-Gallen
- Uitzonderlijk: erop uittrekkende monniken: ‘peregrinatio’
- Legende Sint Brandaan, je mee laten voeren op boot zonder roeiriemen
- Gevolg: Christendom neemt Ierse gebruiken over: biecht en boetedoen
Via Missionarissen (Apostelen)
Meest relevante voorbeeld: Willibrord – vanuit York
Apostel der Friezen (Lage Landen)
Opvolger: Bonifatius – vanuit Exeter
Apostel van Duitsland, Dokkum 754
Contactpersoon Karoling Pippijn de Korte – paus Zacharias
Architect van de ‘christelijke middeleeuwen’: 754 – bondgenootschap Kerk-Staat
Derde kenmerk: overtuigingskracht
*Overtuigen door: indrukwekkende voorwerpen
Geïllustreerde bijbels
*Draagbaar altaar Willibrord, apostel der Friezen
*Aantonen van superioriteit: omhakken met botte bijl
*Karel de Grote: verbodsbepalingen voorouderverering etc.
*Kerkbouw ‘expres’ op plek van heidens heiligdommen
Overname Heidense gebruiken.
Nadruk niet op de theologie, maar op rituelen, zoals doop – begrijpelijke uiterlijkheden
Ombuiging van oude voorstellingen: naar elkaar toegroeien (syncretisme) vb: Feest Zonnewende – Maria als vruchtbaarheidsgodin – boomverering met Mariabeeldjes – Kerstboom – Wodanshamer en Kruis
Welke kritiek is er op deze analogie?
En wat is het gevolg van deze overname van heidense gebruiken?
Kritiek hierop: vaak nattevingerwerk, analogie wil nog niet zeggen ‘overname’
Gevolg: voortleven bijgeloof in dagelijks leven, dus: geen zwart-wit beeld religie-magie
Noem 2 redenen waarom de middeleeuwen een christelijk tijdvak is?
Noem 4 redenen waarom dit wel meevalt?
Ja, door en door, want:
- Instituut Christendom doordrenkt hele maatschappij
- Geloof bepaalt heel je leven en heel het kalenderjaar.
Nee, valt wel mee, want:
- Christelijk boodschap is slechts dun laagje vernis
- Bovenlaagje met nadruk op rituelen en uiterlijkheden – zonder diepgang!
- Daaronder: aloude (‘heidense’) voorstellingen leven voort: beschermend ‘bijgeloof’ stond centraal
- Vóór Verlichting: magie in alle hoeken en gaten te vinden.
Religie – magie: waar ligt de grens?
Christelijke Milities in Afrika met ‘versieringen’
Christoffelpenning in auto
Keeper hangt medaillon in hoek goal
Meesmokkelen hostie: afweer tegen veeziekten
De vier humores zijn een voorbeeld van elitemagie.
Griekse wereldbeelden zijn overheersend. Noem drie voorbeelden.
Wat zijn de vier humores?
Pythagoras, Ptolemeus: bolvormige aarde
Hippocrates, Galenos: kosmos met vier elementen: warm, vochtig, droog, koud
Lichaam is afspiegeling van kosmos (microkosmos)
4 humores:
Lichaam is mengsel van elementen: humores of lichaamssappen
bloed= warm en vochtig
gele gal= warm en droog
slijm=koud en vochtig
zwarte gal=koud en droog
Ziek zijn= verstoring van het evenwicht
Remedie: herstellen van evenwicht
Door braken en aderlaten
Welke temperamenten horen bij de humores?
Vier temperamenten Bloed: sanguinisch, vurig Zwarte gal: melancholisch, weemoedig, depressief Gele gal: cholerisch, doeners, driftig Slijm: flegmatisch, weinig emotioneel
In welk tijdvak vond Heksenvervolging plaats?
Welke verklaring kun je geven van die deze verbrandingen?
tijdvak 5: 1500-1600
Theologisch: nieuw concept Heksenhamer; Reformatie met nadruk op uitverkiezing
Antropologische: wantrouwen tegen arme buren, winners en losers binnen één dorp
Economische: individualisme in 16e eeuw – opkomst handelskapitalisme
Welk conclusie kun je trekken uit de verhouding tussen religie en magie?
- Onderscheid religie / magie is vaag
- In dagelijkse praktijk vooral overeenkomsten voorop.
- Door aanpassing aan heidendom
- En door gelovigen zelf: behoefte aan zoveel mogelijk beschermende magie, door wie dan ook toegediend.
Twijfelende geestelijkheid:
- Enerzijds verzet, zeker na Contrareformatie: magie uitbannen
- Anderzijds: toegeven, vanwege aantrekkingskracht magie? Rozenkransgebed
OPKOMST VAN DE ISLAM
Hoe ga je om met religies in het onderwijs?
Ontwikkelingen binnen religies verklaren vanuit een wereldlijke, historische context – bepaald door de tijdsomstandigheden.
Zowel ontstaan: heilige boodschap in geschriften
Als ook ontwikkelingen in leer
Worden bepaald door tijd ≠ geen onveranderlijke theologische waarheid
Hoe pak je veroveringen Islam en Kruistochten aan in v.o.?
- Benadruk overeenkomsten in godsdienst
- Behandel culturele prestaties, niet alleen militaire aspecten.
- Zakelijkheid: geweld en veroveringen over en weer!
- Geen karikaturen: wrede Kruisvaarders, domme Europeanen tegenover verfijnde moslims
Nathan der Weise
Beschrijf waar dit toneelstuk uit 1779 over gaat.
Het speelt zich af in Jeruzalem tijdens de Derde Kruistocht en beschrijft hoe de wijzen
- Joodse koopman Nathan
- de verlichte sultan Saladin
- en een Tempelier
hun kloof
overbruggen tussen het jodendom, de islam en het christendom. De belangrijkste thema’s zijn vriendschap, tolerantie, relativisme van God, behoefte aan communicatie.