NaTech hoofdstuk 8 Flashcards

(23 cards)

1
Q

spraakorgaan

A

Orgaan waarmee je spreekt, bestaand uit je stembanden, mond-, keel- en neusholte en je tong en lippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oscilloscoop

A

Instrument dat geluidstrillingen op een scherm weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

frequentiebereik

A

Frequenties die iemand kan horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geluidsbron

A

Voorwerp dat geluid maakt doordat het voorwerp of iets in het voorwerp trilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geluidssnelheid

A

Snelheid waarmee het geluid in een tussenstof wordt doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geluidswal

A

Dikke laag aarde langs bijvoorbeeld de snelweg die het geluid absorbeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

A-filter

A

Filter waarmee je een decibelmeter aanpast aan de gevoeligheid van het menselijk oor. Net als menselijke oren wordt de decibelmeter dan minder gevoelig voor lage en heel hoge tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stemmen

A

Een muziekinstrument is gestemd als het zo is ingesteld dat het een toon met de juiste toonhoogte maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijdbasis

A

Tijdschaal op de oscilloscoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geluidsisolatie

A

Laag isolatiemateriaal om het geluid te absorberen, bijvoorbeeld glaswol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

trillingstijd

A

Tijd die voor één volledige trilling nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geluidssterkte

A

De geluidsterkte geeft aan hoe hard een geluid is. De eenheid van geluidssterkte is decibel (dB).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

golflengte

A

Lengte van een gebied met hogere druk en met lagere druk samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geluidsscherm

A

Scherm dat geluid terug kan kaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gehoordrempel

A

Geluidssterkte waarbij je het geluid net begint te horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ultrasoon

A

Geluid met een frequentie groter dan 20.000 Hz.

16
Q

amplitude

A

Maximale uitwijking van een trilling ten opzichte van het midden. Als de amplitude groter wordt, neemt de geluidssterkte toe.

17
Q

tussenstof

A

Stof waarin de trillingen zich verplaatsen van de geluidsbron naar je oren.

18
Q

microfoon

A

Instrument dat drukverschillen van geluidsgolven vertaalt in een elektrisch signaal.

19
Q

decibelmeter

A

Apparaat waarmee je de geluidssterkte kunt meten.

20
Q

geluidsgolf

A

Stroom van afwisselend een hogere en een lagere druk.

21
Q

pijngrens

A

Geluidssterkte waarbij je oren pijn beginnen te doen.

22
Q

frequentie

A

Aantal trillingen per seconde.