Natuurkunde h 4 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Gravitatie

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Netto kracht

A

Optelsom van alle krachten samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spierkracht

A

Ontstaat als spieren in je lichaam samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veerkracht

A

Ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt. Verdwijnt als je het materiaal weer loslaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zwaartekracht

A

Kracht waarmee de aarde trekt aan jou en aan alles om je heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met aangrijpingspunt van een krachtpijl?

A

Geeft aan waar een kracht wordt uitgeoefend op een voorwerp of persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitrekking

A

Het aantal centimeter dat een veer langer wordt als eraan getrokken wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Last

A

Kracht die je uitoefent op een ander voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Krachten zijn niet waar te nemen.
Hoe weet je of er krachten worden uitgeoefend?

A

Je ziet het effect van die kracht op voorwerpen en mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke effecten van krachten op mensen en dingen kan je zien?

(Wat kunnen krachten aan een voorwerp veranderen?)

A

Krachten kunnen voorwerpen

  1. Van richting veranderen
  2. versnellen
  3. vervormen (uitrekken, veerkracht, breken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten krachten kennen we?

A
  1. Spierkracht
  2. Veerkracht
  3. Spankracht
  4. Zwaartekracht
  5. Magnetische kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als je iets optilt, welke krachten oefen jij dan uit op het voorwerp? Leg uit.

A

Spierkracht:
• je tilt
• je knijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je de kracht die je voelt als je de veer in je pen tegen je duim voelt duwen?

A

Veerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noem je de kracht die je voelt als je iets optilt?

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat dingen op de grond vallen?

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spankracht

A

De kracht die je voelt als je een touw of draad (of net) strak trekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat je voelt dat je een touw straktrekt?

A

spankracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Magnetische kracht

A

De kracht tussen twee polen (uiteinden) van een magneet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat de ene magneet kan zweven boven een andere magneet?

A

De afstotende kracht van een magneet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke twee krachten kunnen een magneten uitoefenen?

A

Afstoten
Aantrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat een stuk metaal aan een magneet blijft plakken?

A

De aantrekkende kracht van een magneet.

22
Q

Hoe herken je het aangrijpingspunt van een krachtenpijl?

*een pijl die laat zien hoe een kracht wordt uitgeoefend op een voorwerp.

A

Dat is het begin van de pijl: vaak een rondje.

23
Q

Wat geeft de lengte van een krachtenpijl aan?

A

Hoe groot de kracht is.

24
Q

Wat geeft de richting van een krachtenpijl aan?

A

In welke richting de kracht werkt.

25
Welke letters en woorden kan je zien bij een ‘krachtenpijl’ en wat geven ze aan?
F (force): dat het om een kracht gaat Kleine letters: z: zwaartekracht s of span: spankracht v of veer: veerkracht
26
Wat betekent Fs of Fspan?
Spankracht
27
Wat betekent Fz?
zwaartekracht
28
Wat betekent Fv of Fveer?
veerkracht
29
Wat zou Fspier kunnen betekenen?
Spierkracht
30
Welke letter staat bij een krachtenpijl om aan te geven dat het om een kracht gaat?
**F**
31
Waar grijpt de pijl van zwaartekracht aan?
In het zwaartepunt: meestal in het midden van een voorwerp
32
Zwaartepunt
De plaats waar de pijl van een kracht aangrijpt. Meestal in het midden van een voorwerp (zwaartekracht)
33
Waar begint een krachtenpijl?
In het aangrijpingspunt,
34
Waarnaar wijst het uiteinde een krachtenpijl?
De richting waarin de kracht wordt uitgeoefend.
35
Waar grijpt de pijl van zwaartekracht aan?
In het zwaartepunt.
36
Stel je trekt aan een elastiek. 1. Waardoor rekt het elastiek uit? 2. Welke kracht werkt op je handen?
1. het elastiek rekt uit, doordat jij spierkracht erop uitoefent. 2. De kracht aan je handen trekt is veerkracht.
37
Wat gebeurt er als je twee dezelfde polen van een magneet naast elkaar zet? (bijvoorbeeld: 2 plus polen of 2 min polen)
Ze stoten elkaar af?
38
Wat gebeurt er als je twee verschillende polen van een magneet naast elkaar zet? (1 plus- en 1 minpool)
Ze trekken elkaar aan.
39
Wat gebeurt er als je een magneet naast iets houdt wat niet van ijzer (staal is? (bijvoorbeeld: koper, aluminium of plastic)
Niets: er wordt met een magneet geen magnetische kracht uitgeoefend op voorwerpen die niet van ijzer zijn
40
Hoe kan het dat de cirkel blijft zweven?
Door afstotende magnetische kracht. (OF Doordat de afstotende magnetische kracht groter is dan de zwaartekracht)
41
Bonusvraag: Hoe zou je de kracht van de motor van een auto op kunnen schrijven?
Fmotor
42
Zwaartekracht
Gravitatie
43
Optelsom van alle krachten samen
Netto kracht
44
Ontstaat als spieren in je lichaam samentrekken
Spierkracht
45
Ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt. Verdwijnt als je het materiaal weer loslaat.
Veerkracht
46
Kracht waarmee de aarde trekt aan jou en aan alles om je heen
Zwaartekracht
47
Het aantal centimeter dat een veer langer wordt als eraan getrokken wordt.
Uitrekking
48
Kracht die je uitoefent op een ander voorwerp
Last
49
De kracht die je voelt als je een touw of draad (of net) strak trekt.
Spankracht
50
De kracht tussen twee polen (uiteinden) van een magneet.
Magnetische kracht
51
De plaats waar de pijl van een kracht aangrijpt. Meestal in het midden van een voorwerp (zwaartekracht)
Zwaartepunt