NDL Flashcards

(25 cards)

1
Q

Wat is een standpunt?

A

Een bewering of uitspraak over een bepaald onderwerp

Een standpunt is subjectief en vormt het vertrekpunt van een discussie of debat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de want-dusproef?

A

Een methode om het standpunt en argument te onderscheiden

Na ‘want’ volgt een argument en na ‘dus’ een standpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de elementen van een redenering?

A

Standpunt, argument en als-danverbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een verzwegen argument?

A

Een argument dat niet rechtstreeks wordt genoemd in de argumentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een argumentatiestructuur?

A

Een schema dat de samenhang tussen argumenten en het standpunt duidelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is enkelvoudige argumentatie?

A

Er is één standpunt en één argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is meervoudige argumentatie?

A

Er is één standpunt en meer dan één argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is onderschikkende argumentatie?

A

Een hoofdargument wordt ondersteund door één of meer subargumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is nevenschikkende argumentatie?

A

Argumenten zijn gelijkwaardig en kunnen onderling van plaats verwisseld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn tegenargumenten?

A

Argumenten tegen een standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een recensie?

A

Een tekst over een film, boek, voorstelling, of tentoonstelling met objectieve informatie en subjectieve evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van een recensie?

A

Informeren en overtuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van een kortverhaal?

A

Centraal staat vaak één hoofdpersonage dat een beslissende fase in zijn leven meemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bestudeert antroponymie?

A

De betekenis, herkomst en verspreiding van eigennamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden familienamen onderverdeeld?

A

Op basis van hun oorsprong in vier basisgroepen: verwantschapsnamen, geografische namen, beroepsnamen, eigenschapsnamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn verwantschapsnamen?

A

Familienamen die ontstaan door het achtervoegsel -zoon aan een mannelijke voornaam toe te voegen

17
Q

Wat zijn geografische namen?

A

Namen van steden, dorpen en landschappelijke kenmerken

18
Q

Wat zijn beroepsnamen?

A

Familienamen die verwijzen naar een beroep, zoals ‘Visser’ of ‘Boer’

19
Q

Wat zijn eigenschapsnamen?

A

Familienamen die een lichamelijk kenmerk of karaktereigenschap aanduiden

20
Q

Wat zijn de vier basisleveranciers van voornamen?

A

Germaanse, Keltische, Bijbels-christelijke en namen uit de klassieke oudheid

21
Q

Wat zijn modieuze aanpassingen in voornamen?

A

Aanpassingen aan Franse, Engelse en Scandinavische vormen van basisnamen

22
Q

Wat is alfabetisering in een bibliografie?

A

Geraadpleegde werken worden alfabetisch gerangschikt op familienaam van de auteur

23
Q

Hoe worden meerdere werken van dezelfde auteur geordend?

A

Chronologisch en op het eerste titelwoord bij dezelfde publicatiejaar

24
Q

Wat moet je doen bij werken van dezelfde auteur met hetzelfde publicatiejaar?

A

Aan het jaartal een letter hechten om verwarring te vermijden

25
Wat wordt gecursiveerd in een referentie?
Bepaalde delen van de referentie