NED GT 2 Flashcards

(51 cards)

1
Q

Meritocratie

A

samenleving waarbij de sociale status bepaald wordt door prestaties en capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

analogie

A

overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaaldarwinisme

A

het gebruiken van begrippen uit de evolutiebiologie in de sociale wetenschappen in eind 19de eeuw (vb survival of the fittest -> vrijemarktkapitalisme : rijkste overleven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neoliberalisme

A

stelsel dat de vrije eco wilt herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

survival of the fittest

A

overleven van de beste aan de omgeving aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ethisch verschil

A

moreel verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

malafide

A

onvertrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

exorbitante bonussen

A

tever gaande premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

circulair karakter

A

kringvormig karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

psychiatrische diagnostiek

A

vaststelling tot de aard en plaats van de ziekte in verband met de psyche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

poneren

A

beweren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evolutionaire basis

A

gebaseerd op evolutieleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

altruïstisch

A

LIEFDADIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

t-shirt , T-shirt of tshirt

A

T-shirt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

25 °C of 22° C of 25°C

A

25 °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vitamine C , vitamine-C , Vitamine C

A

vitamine C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Parkinson-patient Parkinsonpatient parkinsonpatient

A

parkinsonpatiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

prowesters, pro-Westers pro-westers

A

prowesters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

paparazzo , papparazzo , paparrazzo

A

paparazzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

impresario , impressario , inpressario

A

impresario

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vroegtalige fase 1-2.5 jaar

A
  1. Reduplicatie
  2. Fronting
    3.Gliding
  3. assimilatie
    ->progressieve assimilatie
    ->regressieve assimilatie

Eenwoordzin : mama , papa

22
Q

wat laten kinderen in de vroegtalige fase vallen?

A

Onbeklemtoonde greppen en letters

23
Q

reduplicatie

A

herhalen eerste beklemtoonde lettergraap van een woord : vb Botterham -> Bobo

24
Q

fronting

A

s of k -> f of t
vb dank u -> dant u

25
gliding
liquidae vervangen (l ,r) door glides (j,w) vb loop -> joop
26
assimilatie
-> medeklinker van een woord verschuifd naar midden (=progressieve assimilatie -> consonant uit het midden van een woord keert terug naar begin van het woord (regressieve assimilatie)
26
waarom is werkwoord fout vervoegen niet dom?
het kind weet zonder dat er regels rond ww gegeven werd hoe ze te vervoegen.
27
verklaar dit : noogjes
het kind beseft niet dat er spatie is : Mijn Oogjes
28
typische fouten
fonologisch = verkeerd uitspreken/spraakprobleem contaminatie (=onjuiste samentrekking) ; sinterpiet associatie : vb alluminiumfolie -> spiegelpapier ethymologiseren
29
tongval ontstaan
zodra het kind al de klankers kent vormt zich een articulatie basis op in de hersenschors en de tong beweging volgt die ontwikkeling
30
differentiefase 2.5-5 jaar
->productieve en creative fase waar kinderen contaminaties (=foutieve samentrekking) en assosiaties maken en fonologisch te werk gaan bij worden die ze niet zo goed kennen -> Morfologie(= hoe woorden gevormd worden 1) geen verbuiging/vervoeging 2) zeldzaam correct gebruik van onregelmatige vervoeging 3) overregularisatie 4) correct gebruik van regelmatige en onregelmatige vormen -> Fonologie : ontstaan tongval 2-2,5 -> uiteenlopen , casusrelaties = mama boek 2-3 -> meerwoord zin = 3 of meer ,
31
5 kernmerken die volwassenen gebruiken voor taalgebruik bij kinderen
1. Hoger stem 2. Geluids nabootsing = onomatopieen 3. Herhaling 4. werkwoord met doen alleen 5. vraag stellen en zelf beantwoorden
32
Moedertaalverwerving na 5de levensjaar
- fonologische ontwikkeling min of meer afgerond -uitbreiding lexicon - nog geen ontwikkeling pragmatiek
33
conceptueel systeem -> Broca en Wernicke
Broca = motorisch spraakcentrum of premotorische cortex grammatische encoder -> fonologische encoder -> articulator -> motorisch centrum > spraakorganen Wernicke = sensorische spraakcentrum gehoorsorgaan -> sensorisch centrum -> spraakherkennenr -> woordherkennen -> zinsontleder Conceptureel systeem = conceptueel geheugen , syntaxis , lexicon , fonologisch systeem
34
fonologie
klanksysteem van een taal
35
hersenen 6 cortexen
1. Sensorische cortex 2. Sensorische associatiecortex 3. Auditieve cortex 4. Auditieve associatiecortex 5. Visuele associatieve cortex 6. Visuele cortex
36
Psycholinguïstische stoornissen
1) Afasie 2) dyslexie 3) autisme
37
wernicke vs broka
Wernicke's area controls the ability to understand the meaning of words, Broca's area, in conjunction with the motor cortex, controls the ability to speak those words.
38
SPRAAKPRODUCTIE PROCES
2 maand : oefenen larynx en stembanden = huilen , slikken , niezen , boertjes 2-4 maanden : vocaliseren , lip en tong gebruiken 5-7 maand : brabbelfase 10-12 maand : taal heeft een betekenis
39
postmoderne roman
radicale reactie op het modernisme. De modernisten probeerden de werkelijkheid in taal te vatten wat onmogelijk bleek.
40
kernmerken postmoderne roman
1. -Postmoderne auters geloven niet meer in de mogelijkheid van de schrijver om een beeld van de werkelijkheid te schetsen. -De schrijver ervaart een gefragmenteerder wereld, hij beschouwt chaos als essentieel en speelt ermee. -De wereld is vooral willekeurig ipv logisch = geen continuiteit of casualiteit, geeen afgeronde plot. -Meerdere vertelinstanties en hebben te maken met grillige personages 2.PMR overtreed basis regels traditionele roman : -duidelijk zichtbare verteller die soms tussendoor komt om commentaar te geven -tracht problematische relatie tussen realiteit en fictie bloot door de wereld nadrukkelijk voor te stellen als verzonnen. 3. PMR verwijst naar anderen teksten door ze te citeren/samplen , door personages over te nemen = INTERTEKSTUALITEIT - verschillende literaire genres met elkaar gecombineerd = eclectivisme of - gepodieerd, literaire genres parodieren = pastiche
41
magische realisme
literaire stroming die werkelijkheid combineert met een droom of verbeeldingswereld.
42
Tarantino PM technieken
vermeging van onvermengbare genres -> oorlog en sprookjes verwijzing naar andere films verwijzingen naar zijn andere films verwijzing naar icnoische beelden benadrukken dat het fictie is -> indeling in hoofdstukken uitvergroten personage door stereotiepe karakter kernmerken.
43
Vlaamse roman ingedeeld in 2 soorten
realistische en fantastische vlaamse roman
44
realistische vlaamse roman
- Familie met als centraal de oer moeder die het hart van gezin is. - groot gevoel van herkenning, vaak volkse roman -worsteling kleine man centraal literatuur waar gesch van vlaaderen/belgie goed af te lezen staat. -lezen van soc geschiedenis economische en maatschp en politieke ontwikkeling -nadruk afspeelt vlaamse platterland na WOII -speelt af op platteland
45
samenleving waarbij je sociale positie wordt bepaald door je harde inspanningen
meritocratie
46
tevergaande extras
extraorbitante bonussen
47
onbetrouwbare inzet
malafide beleggingen
48
herhalende karakter
circulaire karakter
49
beweren
poneren&
50