nederlands

Question 1

negeren

Answer 1

net doen alsof iets of iemand er niet is

Question 2

onverbiddelijk

Answer 2

niet op andere gedachten te brengen

Question 3

personalia

Answer 3

gegevens omtrent een persoon

Question 4

ondeugdelijke

Answer 4

wat het niet doet

Question 5

ondeugdelijke

Answer 5

wat het niet doet

Question 6

fictie

Answer 6

wat bedacht is

Question 7

benale

Answer 7

alledaagse

Question 8

anekdote

Answer 8

verhaaltje dat mogelijk niet klopt

Question 9

onkreukbaar

Answer 9

niet om te kopen

Question 10

corruptie

Answer 10

omkoping

Question 11

gemeengoed

Answer 11

algemeen voorkomend

Question 12

integriteit

Answer 12

betrouwbaarheid

Question 13

totalitaire

Answer 13

gezegd van een politiek systeem waarbij 1 partij en vaak ook 1 persoon de dienst uitmaakt

Question 14

bestel

Answer 14

systeem

Question 15

epidemisch

Answer 15

wijd verbreid

Question 16

de scepter zwaaien

Answer 16

de dienst uitmaken

Question 17

gunst

Answer 17

dienst

Question 18

aanzienlijke

Answer 18

grote

Question 19

mee gemoeid zijn

Answer 19

bij betrokken zijn

Question 20

fenomeen

Answer 20

verschijnsel

Question 21

transacties

Answer 21

overeenkomst waarbij over en weer geld en/of goederen worden uitgewisseld

Question 22

concreet

Answer 22

duidelijk

Question 23

autocratie

Answer 23

land waar één enkele persoon alle macht in handen heeft

Question 24

schrikbeeld

Answer 24

idee dat je angst inboezemt

Question 25

kwalijk

Answer 25

verderfelijk

Question 26

electoraal

Answer 26

via verkiezingen

Question 27

effectieve

Answer 27

wat gevolg heeft

Question 28

frauderende

Answer 28

zich schuldig makend aan bedrog

Question 29

gedateerd

Answer 29

verouderd

Question 30

ongeoorloofde

Answer 30

ontoelaatbare

Question 31

eufemistisch

Answer 31

verzachtend