nederlands 5 Flashcards
(25 cards)
1
Q
hectische
A
zeer drukke
2
Q
gedisciplineerd
A
ordelijk en strak geregeld
3
Q
verorberen
A
eten
4
Q
bevorderlijk
A
wat goed is of iets beter maakt
5
Q
amper
A
nauwelijks
6
Q
claims
A
beweringen
7
Q
dubieuze
A
twijfelachtige
8
Q
gedegen
A
goed uitgevoerd
9
Q
vooralsnog
A
voorlopig
10
Q
essentiële
A
wezenlijke
11
Q
prikkelbaar
A
snel geïrriteerd
12
Q
labiel
A
onevenwichtig
13
Q
optimaal
A
op de beste manier
14
Q
mondiaal
A
wereldwijd
15
Q
tendens
A
trend
16
Q
onder de loep genomen
A
nader bekeken
17
Q
vergt
A
vraagt om
18
Q
alert
A
snel en goed reageerd
19
Q
eenduidig
A
helder en duidelijk
20
Q
obserbationele
A
waarbij het gedrag wordt bekeken in dagelijkse situaties
21
Q
setting
A
situatie
22
Q
geïsoleerde
A
op zichzelf staande
23
Q
wellicht
A
misschien
24
Q
gefundeerd
A
onderbouwd
25
overmatig
in te grote hoeveelheden