Nederlands antipestbundel Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat is een Palindroom?

A

vb lepel, bob, koortsmeetsysteemstrook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

context

A

door de zinnen rond het woord te lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

woordfamilie

A

bv fantaseren -> fantasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

woordbouw

A

bv boekentas (boek+ tas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vreemde taal

A

bv lokaal, locale, local

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bron gebruiken

A

leerkracht, woordenboek,internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tientonner

A

letterlijk: een vrachtwagen die 10 ton weegt
Kan ook figuurlijk worden bedoeld: dik zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

troostgebak

A

eten om jezelf te troosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uit de toon vallen

A

anders zijn dan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ontruimen

A

leegmaken, vrijmaken, evacueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

galgenmaal

A

de laatste avondmaal die een ter dood veroordeelde mag eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

katten

A

hatelijke opmerkingen maken
snauwen, afblaffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gesputter

A

tegenspreken, gemopper omdat je iets niet wilt of ergens niet tevreden over bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

selectie

A

het uitkiezen van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geduchte

A

gevreesd, gevaarlijk, moeilijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geen krimp geven

17
Q

ergens de deur platlopen

A

ergens vaak op bezoek komen

18
Q

voor een gesloten deur staan

A

merken dat er niemand thuis is

19
Q

met de deur in huis vallen

A

meteen iet vertellen, meteen ter zake komen

20
Q

iemand de deur wijzen

A

iemand wegsturen

21
Q

de stok staat achter de deur

A

een dreigement

22
Q

iemands deur voorbij lopen

A

iemand negeren

23
Q

een brug slaan

A

contact zoeken

24
Q

dat is me een brug te ver

A

dat gaat te ver/ dat is te hoog gegrepen

25
over de brug moeten komen
moeten betalen
26
iets in de hand werken
iemand iets laten doen zoals jij het wilt
27
zich met hand en tand verzetten
zich heel hevig verzetten tegen iets
28
iemand naar zijn hand zetten
iemand iets laten doen zoals jij wilt
29
iemand met een handleiding
iemand waarvan je moet weten hoe je hem moet aanpakken
30
zijn hand voor iets niet omdraaien
er niet voor terugdeinzen, iets probleemloos doen
31
iemand de hand boven het hoofd houden
iemand in bescherming nemen
32
een helpende hand toesteken
iemand helpen
33
losse handjes hebben
snel fysiek geweld gebruiken