Nederlands JOB Flashcards

1
Q

beloftevol (le)

A

promising/многообещающий

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het concert (en)

A

a concert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de houding

A

attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de spreker

A

speaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

weergeven (gaf weer, heeft weergegeven)

A

to show

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tegenover

A

towards/about

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de actie (s)

A

the action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

staan tegenover de actie

A

face the action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de vervoeging

A

conjugation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het verlangen (s)

A

desire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het aanbod

A

offer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de uitnodiging

A

invitation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het voorstel (len)

A

proposal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dit wil zeggen (d.w.z.)

A

this means

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de wens

A

wish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de wil

A

wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de noodzaak

A

necessity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onvermijdelijk

A

unavoidable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Je moet op tijd komen!

A

You need to come on time!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het advies (adviezen)

A

advice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de raad

A

advice (counsel)

22
Q

met ontkenning

A

with negation

23
Q

hoeven
(hoefde, heeft gehoefd of gehoeven)

u hoeft niet te komen

Ik hoef dat niet te doen.

A

have necessary

with negation

24
Q

verwarren
(verwarde, heeft verward)
door elkaar halen: mensen met elkaar verwarren

A

to confuse

to confuse people

25
Q

de toestemming (en)

Ze mag van haar baas eindelijk alleen naar de klant.

A

permission

26
Q

MOCHT = ALS
Mocht hij me nog bellen, zeg dan dat ik al vertrokken ben.

= Als hij mij nog belt, zeg dan dat ik al vertrokken ben.

A

If he still calls, tell then that I already left

27
Q

betreden
(betrad, heeft betreden)

verboden het gras te betreden.

A

enter

Prohibited to enter on the grass

28
Q

Excuseer, mag ik het zout eventjes, alstublieft?

A

Excuse me, can I have the salt for a second, please?

29
Q

de rem (men)

A

brake

30
Q

indrukken

A

press

31
Q

uitbreiden
(breidde uit, heeft uitgebreid)

Het bedrijf wilde uitbreiden (= groter worden).

A

enlarge, expand

32
Q

het volkslied (eren)

nationaal lied

A

anthem

33
Q

inwerken

vaardigheid (laten) krijgen in een nieuwe bezigheid

Ik werk me in

A

to settle

get skills in a new occupation

I settle in

34
Q

afvallen

(viel af; is afgevallen)

1 - naar beneden vallen:
van een trap afvallen;
er zijn twee deelnemers afgevallen =zij doen niet (meer) mee
2 - ontrouw worden: van zijn geloof afvallen
3 - achteruitgaan in gewicht

A

to lose/go down

1 - falling down: falling down a flight of stairs; two participants have dropped out and they are not participating (anymore)
2 - becoming unfaithful: falling from his faith
3 - lose weight

35
Q

opeisen
(eiste op, heeft opgeëist)

Wij eisen de overwinning op

A

claim

We claim the victory

36
Q

voortrduren
(duurde voort, heeft voortgeduurd)

aanhouden, blijven bestaan

A

continue

37
Q

neerklappen

A

to fold

38
Q

vastmaken

Maak jij je gordel altijd vast?

A

fasten

Do you always fasten your belt?

39
Q

voltooid

A

completed

40
Q

aan elkaar

A

together

41
Q

ontsnappen

ontsnapte, is ontsnapt

A

escape

42
Q

aanbidden

aanbad, heeft aanbeden

A

worship

43
Q

achterhalen

Ze achterhalen de waarheid. (= te weten komen wat de waarheid is)

A

to find out

44
Q

Alle vacatures passen goed bij mij, denk ik

A

I think all vacancies suit me well

45
Q

Bijkomende activiteiten kunnen zijn: personeelsbeleid voeren, inningsprocedures van vorderingen bepalen en uitvoeren.

personeelsbeleid voeren 
de vordering (=vooruitgang, voortgang, eis (jurid.))
A

Additional activities may include: pursuing personnel policy, determining and implementing collection procedures for receivables.

implement personnel policy
progress; (legal) requirement, claim

46
Q

ondanks zijn ziekte

A

despite his illness

47
Q

Vervolledig alvast je profiel.

A

Complete your profile in advance.

48
Q

beschikken over iets

beschikken (beschikte, heeft beschikt)

  1. beslissen over: afwijzend op iets beschikken
  2. gebruikmaken van: vrij (kunnen) beschikken over; beschikken over veel talent het hebben
A

possess something

dispose (disposed, disposed)

  1. decide about: dispose of something
  2. make use of: free (being able to) dispose of; possess a lot of talent it have
49
Q

doen een beroep op iemand

A

appeal to someone

50
Q

het samenverkingsverband (en)

A

partnership

51
Q

Je onderhoudt goede relaties met partnerorganisaties, brengt nieuwe partnerorganisaties in kaart en zorgt voor goede samenwerkingsverbanden.

A

You maintain good relationships with partner organizations, identify new partner organizations and ensure good partnerships.