Nederlands taalredactie 1, les (10), 12 en 14 Flashcards

(73 cards)

1
Q

welke woorden schrijf je met een hoofdletter

A
  • voor en familienamen
  • persoonsnamen gegeven aan schilderijen, kleding,…
  • samenstelling met persoonsnamen
  • (samenstellingen en afleidingen met) aardrijkskundige namen
  • namen van talen en volkeren
  • historische gebeurtenis
  • feestdagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke woorden schrijf je met een kleine letter

A
  • afleiding van een persoonsnaam
  • persoonsnaam dat gebruiksvoorwerp aanduid
  • samenstelling met de naam van de uitvinder
  • windstreken
  • kenmerken (van de wijn) NIET de oorsprong
  • etnische groep
  • geloofsovertuiging
  • historische periode
  • samenstellingen met de naam van een feestdag
  • kunststromingen
  • leenwoorden uit het duits
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke woorden krijgen een kleine letter (ziekten, aandoeningen,…)

A
  • de naam van ziekten, aandoeningen, en syndromen
  • ziektenamen die teruggaan op een eigennaam
  • samenstellingen met ziekte namen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke woorden krijgen een grote letter (ziekten, aandoeningen,…)

A
  • in woordgroepen bij de ziekte van / het syndroom van en dan de naam
  • woordgroepen met een aardrijkskundig bijvoeglijk naamwoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer word er een koppelteken geschreven

A
  • klinkerbotsing
  • als het erop volgende woord of woorddeel met een hoofdletter begint
  • met niet , non, ex en oud
  • Engelse woorden
  • met cijfers, letters, symbolen en afkortingen
  • omwille van leesbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anatomisch

A

kennis van en inzicht in de gezonde bouw van het menselijk lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beamen

A

bevestigen dat men het eens is met iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

descriptief

A

je accuraat en systematisch een populatie, situatie of fenomeen te beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

erudiet

A

beschaafd, ontwikkeld, geleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

initieel

A

aanvankelijk of eerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

integraal

A

volledig en alomvattend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

morbide

A

zacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nefast

A

bijzonder lastig, rampzalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ontraden

A

afraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prescriptief

A

hoe dingen voorgeschreven staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de referent

A

een persoon die jou kan aanbevelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sensibiliseren

A

bewustmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de taxatie

A

het inschatten door een onafhankelijk, erkend en ter zake kundig persoon, van de waarde van alle roerende en onroerende objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

taxonomisch

A

de wetenschap van het indelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

obscuur

A

ongunstig of onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

geavanceerd

A

gevorderd, vooruitgeschoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

larmoyant

A

betraand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

lucratief

A

waar je veel geld mee verdient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

geringschattend

A

van iets of iemand dat je vindt dat het van weinig of geen waarde is en dat je jezelf gerechtigd voelt om dat oordeel te vellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
roemrijk
met veel roem of glorie
26
ingenieus
slim bedacht of gemaakt
27
beschimpen
scheldwoorden roepen (naar iemand)
28
propageren
het beïnvloeden van de publieke opinie voor een meestal niet-commercieel doel, vaak gaat het om een politiek doel
29
wat is epische concentratie
dat heldendaden aan jou worden toegeschreven terwijl jij het niet hebt gedaan
30
wat is orale vertelcultuur
er werd meer beluisterd dan gelezen
31
syno karelromans
voorhoofse romans
32
welk zijn de vier punten van de cirkelstructuur
- ordo - manque - queeste -ordo
33
welke elementen bevat een proloog
- aandacht vragen - zeggen hoeveel moeite het heeft gekost - hogere instantie oproepen (god) - vermelding van bron - reclame maken voor zijn tekst
34
wat zijn legendes
religieuze levensverhalen bv over maria, ze werden verteld als waargebeurd maar zonder wetenschappelijk bewijs
35
wat is een sage
een traditioneel volksverhaal dat zich afspeelt op een bekende plaats en op een bekend moment in de tijd en vaak gegroeid is om een historische kern
36
wat is een mythe
ze gaan meestal over belevenissen van de goden, over de schepping van de wereld, over bovennatuurlijke wezens maar ook wel eens over helden
37
applauskind
kind dat te veel geprezen word door zijn ouders bij alles wat hij doet
38
boemerangkind
jongvolwassene die weer intrekt bij zijn ouders, na een tijd zelfstandig te hebben gewoond
39
scharrelkind
kinderen die buiten mogen spelen en lopen zonder volwassenen
40
tijgermoeder
moeder die streeft dat haar kinderen in alles uitblinken
41
uitstelmoeder
vrouw die het moederschap uitstelt omdat ze eerst een carriere wil maken
42
patchworkgezin
samengesteld gezin
43
wat is een neologisme
een woord dat nieuw is in een taal en dat gangbaar word in het algemene taalgebruik
44
boerkabuddy
iemand die een persoon met een boerka begeleid
45
klimaatklever
mensen dat zich vast plakken voor het klimaat
46
knaldrang
iemand die heel veel drang heeft naar feesten
47
helikopterouders
iemand die te beschermend is over haar kind
48
bore-out
dat je gestrest bent doordat je je verveelt
49
deepfake
het samenstellen van beelden van mensen met behulp van kunstmatige intelligentie op basis van bestaand beeldmateriaal
50
downdaten
daten met iemand die een lagere opleiding heeft dan jijzelf
51
flashmob
een (grote) groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt
52
namedropping
het noemen van namen van bekende of bekend geachte personen in een gesprek of geschreven tekst om de belangrijkheid van spreker of schrijver zelf aan te tonen
53
outline
overzicht
54
outsourcing
het contacteren van een derde partij om diensten door hen te laten uitvoeren
55
phising
criminelen proberen u door e-mails naar een valse website te lokken
56
victim blaming
Slachtoffers krijgen vaak te maken met opmerkingen vanuit hun omgeving die hen het gevoel geven dat de situatie waarin ze terecht zijn gekomen hun eigen schuld was
57
wat is ontlening
het proces waarbij woorden uit een vreemde taal in het nederlands worden opgenomen
58
wat is indirecte ontleding
een vreemd woord dat gedeeltelijk of helemaal vertaald word
59
wat is directe ontleding
het resultaat kan een vreemd woord zijn (uitspraak en spelling blijven behouden) of een bastaardwoord (spelling en/of uitspraak zijn vernederlandst of het woord is aangepast van vorm
60
wat is terugontlening of herontlening
het proces waarbij woorden uit het nederlands in een vreemde taal worden opgenomen, daar aangepast worden en een andere betekenis krijgen en vervolgens door het nederlands uit die vreemde taal terugontleed worden
61
wat is een archaïsme (verdwijnwoord)
een term waarmee we een verouderd woord aanduiden dat in onbruik is geraakt
62
wat is de historische woordenschat
als een woord uit de woordenschat verdwijnt maar niet uit de taal
63
wat is een woordleemte
iets dat geen naam heeft (bv 10 kinderen die elke avond om 2u de trein nemen)
64
syno naamkunde + wat is het
onomastiek is een tak van de taalkunde die zich bezighoud met het onderzoek van eigen namen, meer specifiek met de betekenis, de herkomst en de verspreiding ervan
65
syno persoonsnaamkunde + wat is het
antroponymie bestudeert zowel de voornamen als de familienamen
66
welke soorten familienamen heb je
* verwantschapsnamen - vadersnamen met achtervoegsel - vadersnamen zonder achtervoegsel - moedersnamen - familierelaties * geografische namen - namen van steden, dorpen - op basis van landschappelijke kenmerken * beroepsnamen * eigenschappen - lichamelijk kenmerk - karaktereigenschap - typering via een dier
67
namen germaanse oorsprong
meestal bestaan ze uit twee delen, ze verwijzen vaak naar moed, wapens, strijdlust,...
68
namen keltische oorsprong
enkel keltische voornamen waren in de middeleeuwen populair, omdat ze in ridderverhalen voorkwamen
69
namen bijbels-christelijke oorsprong
ze werden populair vanaf de 10de eeuw
70
namen klassieke oudheid
werden vooral tijdens de renaissance (15de-17de eeuw) populair
71
franse namen
vanaf de 18de eeuw populair soms werd de schrijfwijze vernederlandst
72
engelse en scandinavische namen
populair vanaf de tweede helft de 20ste eeuw
73
vreemde namen, niet europees
het laatste kwart van de 20ste eeuw