nederlands textverbanden oefenen. Flashcards
(40 cards)
Wat houd het chronologisch verband in?
gebeurtenis in tijdsvolgorde
Wat houd het opsommend verband in?
dingen die na elkaar worden opgenoemd
Wat houd het tegenstellend verband in?
tegenovergestelde dingen die worden genoemd
Wat houd het toelichtend verband in?
extra informatie over een onderwerp, vaak in een voorbeeld gebruikt
Wat houd het concluderend verband in?
geeft een conclusie aan uit eerdere informatie uit de text
Wat houd het redengevend verband in?
geeft aan waarom iemand iets doet of vind
Wat houd het oorzakelijk verband in?
Geeft een oorzaak aan waarom iets gebeurd of iemand iets doet.
Wat houd het doel-middel verband in?
welk middel word gebruikt om een bepaalt doel te behalen
Wat houd het vergelijkend verband in?
laat een verschil of overeenkomst zien
Wat houd het samenvattend verband in?
een korte samenvatting van informatie uit de text
Noem 5 signaalwoorden van het chronologisch verband
vroeger, later, nu, eerst, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, datums, jaartallen.
Noem 5 signaalwoorden van het opsommend verband
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen.
Noem 5 signaalwoorden van het tegenstellend verband
maar, tegenover, daarintegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant/aan de andere kant.
Noem 5 signaalwoorden van het toelichtend verband
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan
Noem 5 signaalwoorden van het concluderend verband
dus, daarom, dat houd in, kortom, concluderend, al met al
Noem 5 signaalwoorden van het redengevend verband
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor, dankzij
Noem 5 signaalwoorden van het oorzakelijk verband
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij
Noem 5 signaalwoorden van het doel-middelverband
opdat, zodat,, om te, door middel van, met behulp van
Noem 5 signaalwoorden van het vergelijkend verband
in vergelijking met, als, evenals, zoals, vergrotende trap van een woord
Noem 5 signaalwoorden van het samenvattend verband
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Wat zijn alle 10 de verbanden?
- samenvattend verband
- doel-middel verband
- vergelijkend verband
- oorzakelijk verband
- chronologisch verband
- opsommend verband
- toelichtend verband
- tegenstellend verband
- redengevend verband
- oorzakelijk verband
Welk verband hoort bij ‘‘een korte samenvatting van de eerdere info van de text’’
samenvattend verband
Welk verband hoort bij ‘‘welk middel gebruikt word een om bepaald doel aan te geven’’
doel-middelverband
Welk verband hoort bij ‘‘laat een verschil of overeenkomst zien’’
vergelijkend verband