Nigeria Flashcards

17-6-2025 (40 cards)

1
Q

afzetmarkt

A

het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

analfabetisme

A

het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

arbeidsmigrant

A

iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied. heet ook wel economische migrant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

armoedegrens

A

het minimale inkomen dat je nodig hebt om goed te kunnen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

artsendichtheid

A

het aantal artsen per 1000 inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

autonomie

A

vrijheid van een land of gebied om eigen wetten en regels te bepalen. heet ook wel zelfbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

basisbehoefte

A

iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven: voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beroepsbevolking

A

mensen die betaald werk (willen) doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevolkingsspreiding

A

de verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevolkingsdichtheid

A

het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km²)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bnp per inwoner

A

het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar. je berekent het door het bnp te delen door het aantal inwoners van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

braindrain

A

het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bruto nationaal product (bnp)

A

het geld dat alle inwoners in een land per jaar samen verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

buitenlandse investering

A

investering van een buitenlands bedrijf in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

corruptie

A

het stiekem aannemen van geld en in ruil daarvoor mensen voortrekken of diensten bewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deelstaat

A

gebied binnen een land dat voor een deel zelfbestuur (autonomie) heeft. er is een hoofdstad, er zijn ministeries en er zijn eigen wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dienstensector

A

alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten. heet ook tertiaire sector

18
Q

diversificatie

A

het minder eenzijdig maken van de economie

19
Q

duurzame hulp

A

hulp waar een land blijvend iets aan heeft. heet ook structurele hulp

20
Q

economische migrant

A

een arbeidsmigrant

21
Q

etnische groep

A

deel van een volk dat ik een ander land (bij elkaar) woont.

22
Q

etnische minderheid

A

etnische groep die in een land in de minderheid is

23
Q

export

A

uitvoer van goederen en diensten naar een ander land

24
Q

import

A

invoer van goederen en diensten uit een ander land

25
industrie
het produceren van goederen met behulp van machines in een fabriek.
26
informele sector
is werk waarvoor mensen geen belasting betalen en dat vaak niet officieel is.
27
infrastructuur
alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen en informatie te vervoeren
28
invoerrechten
belasting op producten die in een land worden ingevoerd
29
kennismigrant
arbeidsmigrant die vanwege zijn kennis verhuist.
30
kolonie
gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van (meestal) een Europees land.
31
landbouw
het houden van dieren of het verbouwen van gewassen voor menselijk gebruik
32
mangrove
boom die langs de tropische kusten leeft in zout water
33
menselijk factor
een verschijnsel verklaren vanuit de mens.
34
multiculturele samenleving
samenleving van mensen uit verschillende culturen
35
natuurlijke hulpbron
product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken.
36
neokolonialisme
afhankelijkheid van arme landen ten opzichte van rijke landen na de kolonisatie. arme landen leveren grondstoffen aan en zijn afnemers van industrieproducten uit rijke landen
37
noodhulp
hulp om te kunnen overleven bij een hongersnood of na een natuurramp
38
ondervoeding
een tekort aan voedsel
39
ontwikkeld land
rijk land met een hoog ontwikkelingspeil
40
ontwikkelingshulp
steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren