NL woorden 📒 Flashcards
(389 cards)
De tendens
In een bepaalde richting gaan
De polarisatie
Twee of meerdere groepen tegen elkaar zetten
Triviaal
Gewoon
Voorbeeld: Een triviale dag
Conform
Overeenstemmend
Voorbeeld: De groep is conform
Het feminisme
Het streven naar gelijke rechten voor vrouwen
Bijvoorbeeld: Rosa Parks was een
De ethiek
Omgangsregels
Voorbeeld: Ethiek in een restaurant is dat je niet moet schreeuwen
Lateraal
zijweg nemen {niet letterlijk}
Bijvoorbeeld: Als je lateraal denkt dan denk je bv koeien kunnen ook auto rijden
De prospect
Uitzicht
Voorbeeld: Als ik het zo bekijk is je prospect voor je toekomst best goed
Een algoritme
Een enige reeks instructies om een doel te bereiken
Bijvoorbeeld: ik wil een doktor worden dus moet ik school en diploma behalen
Retorisch
Een schijnvraag waarvan je het antwoord al weet
Bijvoorbeeld: Waarom luister je niet!? Ben je doof!
Bombastisch
Opgezwollen
De redenering
Een manier waarop je hebt nagedacht
bijvoorbeeld: leg je redenering uit
Een syllogisme
Een logische redenering waaruit een conclusie er uit wordt gehaald
bijvoorbeeld: Schrijf je redenering op, dus schrijf op hoe je hebt nagedacht
De lobby
Achter de schermen werken
bijvoorbeeld: voor iemand lobbyen dus het voor iemand opnemen
De mobilisatie
Beweeglijk maken, oproep voor het leger
bijvoorbeeld: in Turkije als een jongen 18 wordt wordt hij gemobiliseert
Drastisch
Doelgericht, zeer ingrijpend
Voorbeeld: De regering nam drastische maatregelen
Vitaal
Vol levenskracht
bijvoorbeeld: mensen die heel erg gemotiveerd zijn
Homogeen
Gelijksoortig
bijvoorbeeld: homogene cellen
Speculatie
Gissen
bijvoorbeeld: heb jij net zitten gissen?
Vulgair
Ordinair en plat
bijvoorbeeld: de jeugd van tegenwoordig is vulgair
Banaal
Simpel
Voorbeeld: Ik gaf haar een banaal voorbeeld
Verloochenen
Afkeren van iets
bijvoorbeeld: je geloof verloochenen
Accumulatie
Ophoping
bijvoorbeeld: een wateraccumulatie
Überhaupt
in elk geval
bijvoorbeeld: heb jij dat wel üperhaupt wel gedaan?