Onderdelen samenvatting Flashcards

1
Q

Welke 3 bio-psycho-sociale factoren zijn er?

A
  1. Biologische factoren
  2. Psychologische factoren
  3. Sociale factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verstaan we onder biologische factoren? (4)

A

Het lichaam;

  1. Aanleg
  2. Erfelijkheid
  3. Ziekte, medicijnen
  4. Alcohol, drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaan we onder psychologische factoren? (3)

A
  1. Persoonlijkheid
  2. Karaktertrekken
  3. Eigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verstaan we onder sociale factoren? (3)

A
  1. Moeilijkheden op werk en/of thuis
  2. Vrienden/omgeving
  3. SES
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn gezondheidsvaardigheden?

A

De vaardigheid die iemand heeft om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en verwerken en te gebruiken om gezondheidsgerelateerde beslissingen te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn gezondheidsvaardigheden in de mondgezondheid?

A

De vaardigheid om informatie en bijbehorende diensten over gezondheid op gebied van het orale- en craniofaciale gebied te verkrijgen, begrijpen, beoordelen/verwerken en te gebruiken om beslissingen te nemen (+ juiste diensten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen (lage) gezondheidsvaardigheden de (mond)gezondheid beïnvloeden, wat kunnen gevolgen zijn van lage gezondheidsvaardigeheden? (5)

A
  1. Men kan de weg binnen de zorg niet vinden
  2. Men is minder goed in staat om thuis om te gaan met gezondheid en ziekte
  3. Men vindt het moeilijk om een actieve gesprekspartner te zijn van een zorgverlener
  4. Men maakt meer gebruik van zorg
  5. Over het algemeen slechtere gezondheidsuitkomsten, komen eerder te overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke impact hebben (lage) gezondheidsvaardigheden? (2 hoofdpunten + 2 toevoegingen)

A
  1. Minder gebruik van preventieve zorg:
    - Meer missende elementen
    - Minder gevulde elementen
  2. Hoger risico op verschillende (mond) ziekten
    - Cariës, parodontitis
    - Andere problemen op het gebied van mondgezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan je beperkte gezondheidsvaardigheden herkennen?

A

Een combinatie van signalen opvangen, vragen en edvidance based instrumenten gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt receptief in? (3)

A

Observeren van gesprekspartner:

  • Verbaal (inhoud): wat wordt er gecommuniceerd
  • Non-verbaal (gedrag): hoe wordt er gecommuniceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt reactief in? (4)

A

Gedrag van de professional:

  • Verbaal (vragen stellen en luistergedrag): hoe stel je de juiste vragen en hoe laat je verbaal merken dat je luistert?
  • Non-verbaal (luistergedrag): hoe laat je aan iemand merken dat je luistert (actief luisteren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je begrijpelijk en duidelijk communiceren? (5)

A
  1. Korte zinnen in begrijpelijke woorden
  2. Vermijden van vakjargon
  3. Één vraag tegelijk stellen
  4. Breng structuur in een gesprek
  5. Controleren of je duidelijk en begrijpelijk hebt gecommuniceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe breng je structuur in een gesprek?

A

Door het doel, inleiding, kern en een slot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je controleren of je duidelijk en begrijpelijk hebt gecommuniceerd?
En hoe doe je dat?

A

Door de teach-back methode (terug vertellen)
Dit doe je door de patiënt het in zijn eigen woorden te laten samenvatten.
Je kan ook vragen hoe de patiënt dit thuis gaat doen.

  • teach-back op meerdere momenten gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is belangrijk bij de teach-back methode?

A

Normaliseren (patiënt gemakkelijk laten voelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waartoe leidt de teach-back methode? (5)

A
  1. Beter begrip van informatie
  2. Hogere tevredenheid bij patiënten
  3. Reductie van ziekenhuisopnames
  4. Effectievere zorg voor en door patiënten
  5. Hogere kwaliteit van leven
17
Q

Wat is feedback?

A

Terugkoppeling op gedrag of prestatie

18
Q

Wat is feedback geven?

A

Specifieke informatie geven nav een geobserveerde prestatie

19
Q

Hoe geef je feedback? (3)

A
  1. Constructief
  2. Doel: iemand helpen zichzelf verder te ontwikkelen en aangeven wat goed ging
  3. Sfeer van vertrouwen
20
Q

Waar let je op bij het geven van feedback? (5)

A
  1. Veilig en vertrouwelijk; accepteer elkaar
  2. Aanwijsbaar
  3. Concreet -> geen interpretatie
  4. Ik-vorm
  5. Laat ruimte voor reactie
21
Q

Met welke methode kan je feedback geven?

A

Pendleton-methode

22
Q

Hoe ontvang je feedback? (5)

A
  1. Luisteren samenvatten doorvragen
  2. Geen persoonlijke aanval
  3. Probeer de feedback te begrijpen (LSD)
  4. Besluit wat je met de feedback gaat doen
  5. Toon waardering voor feedback
23
Q

Wat zijn gezondheidsverschillen (2)

A
  1. Verschil van verdeling in gezondheid en ziekte in Nederland
  2. Verbanden tussen verschillende factoren zijn bepalend òf en hoe groot de gezondheidsverschillen zijn
24
Q

Wat speelt een rol in de eigen gezondheid

A

Hoe je gezondheid ervaart

25
Q

Hoe kan je omgaan met gezondheidsklachten? (3)

A
  1. Hoe ervaar je gezondheid (subjective well-being)
  2. Gezondheidsindicator (maat) - kwaliteit van leven
  3. Alle relevante gezondheidsaspecten: lichaam als geest
26
Q

Wat is de Engelse term voor ervaren van hoe je gezondheid ervaart?

A

Subjective well-being

27
Q

Wat houdt Subjective well-being in? (2)

A
  1. Hoe tevreden ben je met je leven

2. In hoeverre heeft iemand doelen heeft en zingeven in het leven ervaart

28
Q

Welke factoren beïnvloeden Subjective well-being (7)

A
  1. Gezondheid
  2. Gemoedstoestand
  3. Waarden
  4. Persoonlijke groei/ontwikkeling
  5. Persoonlijkheid
  6. Geluk
  7. Zelfvertrouwen
29
Q

Welke factoren beïnvloeden het ervaren van gezondheid? (6)

A
  1. Leeftijd
  2. Verschil man en vrouw
  3. Verschil opleiding- en inkomensniveau
  4. Leefstijl en risicofactoren: roken, alcohol, overgewicht
  5. Culturele achtergrond
  6. Opvoeding en gezinssituatie
30
Q

Hoe ga je om met gezondheidsverschillen? (5)

A
  1. Kennis hebben van verschillende sociaal economische factoren + wat de effecten hiervan zijn
  2. Kennis van culturele achtergronden in het algemeen
  3. Verdiepen in de regio waar je werkt
  4. Ken het kennis- en taalniveau van de patiënt
  5. Kennis en vaardigheden toepassen op het gebied van communicatie om een gelijkwaardige gesprekspartner te zijn
31
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

Een benadering binnen de gezondheidszorg die NIET ziekte, maar betekenisvol leven centraal stelt