onderwijspsychologie Flashcards
(116 cards)
leerstoornis
verlies/afwijking van anatomische/fysio/psycho vergeleken met leeftijdsgenoten
beperking
verlies vermogen activiteiten van leeftijdsgenoten (in socio economische context)
handicap
gevolg van beperking: nadelige situatie > normaal Rollen niet kunnen vervullen
DSM dyslexie
moeite met:
- schriftelijke uitdrukken, spellen, lezen en betekenis erachter)
- geen vooruitgang ondanks interventie
- niet verklaard door IQ
- significante negatieve gevolgen
ernstverdelingskritiek
is het nog steeds een stoornis wnr compensatie mogelijk is
gaat tegen de stelling “significant negatieve gevolgen”
specificiteitsparadox
is het een stoornis of zwakke leerlingen?
dyslexie is niet enkel te wijten aan algemene of specifieke oorzaken
- evolutionair: x, algemene cognitie: x
> algemene ook specifieke behandeling?
normaliteitsverdelingskritiek
grenzen zijn arbitrair: geen bimodule verdeling,
criteria kritiek / exclusiviteit criteria
uistluitende criteria anders geen beperking,
- interne criteria: onderdeel van stoornis (geen exclusiecriteria) kan comorobise zijn
- externe criteria: exclisiviteitscriteria (verantwoord door iets anders) (vb dysplasie is een exclusiviteitscontract criteria voor dyslexie)
MAAR wnr geen diagnose > aversie > slecht presteren (maar er mag ook niet te snel gediagnosticeerd worden)
twee stappenproces
- remedial teaching: binnen school
- orthodidactische behandeling: buiten school, gespecialiseerd
redelijke aanpassingen
wat is redelijk?
aanpassingen zoals kladpapier, voorliessoftware, …. goed ingeburgerd, maar nier altijd evidence based
> uitzonderingsmaatregelen voorzien voor iedereen = inclusief onderwijs (niet enkel zwakke lln maar iedereen))
rol van psy
o Expert
o Hulpverlener
o Scientist practitioner: integreren van kennis in wetenschap in dagelijks handelen
o Communicator
o Samenwerking
o Systeemondersteuner: bijdrage aan zorgbeleid
evolutie inclusief onderwijs
van M decreet (GO mag niet wijgeren, individuele aanpassingen)
> leersteundecreel (mag wel wijgeren, samenwerking GO en BuO)
educational tracking
kiezen van studierichting is beperkend
exclusie - separatie - integratie - inclusie
exclusie: geen echten
separatie: apart speciale instellingen (zoals integratie ook speciale instellingen , maar bij integratie zijn ze binnen de samenleving)
> reden: gevaar voor voortplanting, te complexe samenleving
> effecten: vervreemding, affirmatieve acties
integratie: NORMALISATIE (mentaliteitsverandering= van vervreemding naar normalisatie)
> instellingen soms deel van samenleving
inclusie: volledig samenpakken van samenleving
> verschil met integratie: gelijke mensenrechten, geen botsing
niveaus
individueel: probleem: deficit denken, kind is tekort > potentieel ontwikkelen van kind, omgeving is tekort niet kind (ernstige meervoudige in acht nemen, ziekenhuisscholen)
klasniveau: leerkracht veranderd bepalend op de persoon (taal, geslacht, migratie) > gelijke verwachtingen stellen, je kan leren uit leerlingen (talentontwikkeling), sociale cohesie, negatieve zaken zoals discri en racisme aanpakken
schoolniveau; fout: geen ouders betrekken, lln moet afzien > infrastructuren die helpen, en ouders betrekken
maatschappij: waarden en normen >
mindset en attitude: multi-dimensionaal: gevoelens en cognitie en gedrag (attitudes kunnen veranderen als men negatieve invloeden wegneemt BEWUSTZIJN
studie lewi hoogbegaafd mbt later succes
geen garantie op later succes
verschil succesvol en autonoom type hoogbegaafd
autonoom = succesvol maar goedkeuring voor zichzelf en meesterschap
comorbide kenmerken ASS
- synchronische ontiwikkeling
- heterogeen intelligentie profiel
- sensorieel gevoelig
- emotieregulatie
- sociale moeilijkheden
- bijzondere interesses
- hanteren van foute strategieën
comorbide eigenschappen ADHD en hoofbegaafd
- beperkte aandacht, meerdere zaken tegelijk
- suboptimaal werkstrategie, vermijding taken
- storend
CHC model
meest gebruikt, g factor
vloeiend, gekristalliseerd , KTG, LTG, visueel, auditief, reactiesnelheid
(verwerkingsnelheid, kwanti, lezen en schrijven)
multifactoirieel model
omgeving
prestatie
cognitief (= begaafdheidsfactoren)
! niet-cognitief !: locus of control, faalangst, strategieën, motivatie, stressmanagement
! Verschil met andere: Kijkt naar welzijn en emotionele welbevinden!
groeimodel
niet persoonsgebonden:
- omgeving
- cognitief
persoonsgebonden:
- zijnsluik (persoonlijkheidskenmerken)
- ! emodios !: interpersoonlijkekenmerken (psychosociale skills, feeling out of space)
persoonspecifieke kenmerken
- problemen buiten HB
monks en Manson
samenspel omgeving : gezin, vrienden en school
+ samenspel: persoonskenmerken: IQ, creativiteit en motivatie
Delphi model
voelen + zijn + denken
> willen
> doen
> impact op mij en omgekeerd