Onderzoeksvaardigheden Domein A Flashcards
(6 cards)
1
Q
Afhankelijke variabelen
A
De gevolgen of uitkomsten van de onafhankelijke variabelen
2
Q
Onafhankelijke variabelen
A
De onafhankelijke variabelen zijn de condities voor de verschijnselen waarnaar de afhankelijke variabelen verwijzen
3
Q
Geoperationaliseerd
A
Iets abstracts wordt meetbaar gemaakt
4
Q
Indicatoren
A
Criteria die bepalen wanneer het verschijnsel gegeven is en in welke mate
5
Q
Correlatie
A
Twee indicatoren verwijzen naar elkaar of hangen samen.
VB: Kinderen met een grotere schoenmaat kunnen beter lezen → NIET omdat ze grotere schoenen hebben, maar omdat oudere kinderen beter kunnen lezen en zij hebben grotere schoenmaten dan jonge kinderen
6
Q
A