Onderzoeksvormen Flashcards

1
Q

relatief risico

A

maat voor de mate waarin een bepaalde factor het risico op optreden van een bepaalde uitkomst beinvloedt in vergelijking met een andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

incidence rate ratio

A

verschil in het risico op een bepaalde gebeurtenis tussen twee groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cumulative incidence ratio

A

maat voor het cumulatieve risico op een bepaalde gebeurtenis in een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

measures of frequency

A

vaststellen hoe vaak iets voorkomt: prevalentie, CI en IR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

measures of association

A

vergelijking 2 groepen hoevaak iets voorkomt, RR en RD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cohort

A

volgt een grope mensen die een bepaalde eigenschap gemeenschappelijk hebben
- oorzakelijke verbanden onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cross-sectioneel

A

verzamelt gegevens op één specifiek moment van een groep mensen om te bepalen hoe vaak een bepaalde ziekte voorkomt in een populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

case-report

A

patiënten met een bepaalde aandoening worden gerapporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly