Onregelmatige Wekwoorden Flashcards
(165 cards)
to bake
bakken
bakte - bakten
heb gebakken
to spoil ; to corrupt ; to decay ; to pervert
bederven
bedierf - bedierven
heb/ben bedorven
to amount ; to total
bedragen
bedroeg (het) - bedroegen (ze)
heeft bedragen
to cheat ; to trick ; to betray
bedriegen
bedroog - bedrogen
heb bedrogen
to begin
beginnen
begon - begonnen
ben begonnen
to decide ; to conclude ; to determine
besluiten
besloot - besloten
heb besloten
to understand ; to comprehend
begrijpen
begreep - begrepen
heb begrepen
to give birth ; to please ; to deliver
bevallen
beviel - bevielen
ben bevallen
to move
bewegen
bewoog - bewogen
heb bewogen
to visit ; to tour
bezoeken
bezocht - bezochten
heb bezocht
to pray
bidden
bad - baden
heb gebeden
to bite ; to nip
bijten
beet - beten
heb gebeten
to lie
liggen
lag - lagen
heb gelegen
to walk
lopen
liep - liepen
heb/ben gelopen
to stand
staan
stond - stonden
heb gestaan
to sit
zitten
zat - zaten
heb gezeten
to bind ; to tie ; to interconnect
binden
bond - bonden
heb gebonden
to blow ; to puff
blazen
blies - bliezen
heb geblazen
to turn out ; to prove
blijken
bleek - bleken
is gebleken
to remain ; to stay
blijven
bleef - bleven
ben gebleven
to shine ; to glitter
blinken
blonk - blonken
heb geblonken
to broil ; to roast
braden
braadde - braadden
heb gebraden
to break ; to smash ; to fracture
breken
brak - braken
ben/heb gebroken
to bring
brengen
bracht - brachten
heb gebracht