Woorden Flashcards
(115 cards)
1
Q
to imagine
A
zich voorstellen
2
Q
to suggest ; to propose ; to introduce
A
voorstellen
3
Q
attention
A
de aandacht
4
Q
to adapt to
A
zich aanpassen aan
5
Q
follower ; supporter
A
de aanhanger
6
Q
to derive from
A
afleiden van
7
Q
to wonder ; to be puzzled
A
zich afvragen
8
Q
to be busy with
A
zich bezighouden met
9
Q
moreover ; furthermore
A
bovendien
10
Q
to be part of
A
deel uitmaken van
11
Q
something like that
A
- iets dergelijks
- zoiets
12
Q
moderate ; temperate
A
gematigd
13
Q
to hurry
A
zich haasten
14
Q
to agree
A
instemmen
15
Q
result ; outcome ; rash ; herpes
A
de uitslag
16
Q
to look ; to front
A
uitzien
17
Q
poor ; poorly
A
armelijk
18
Q
poor ; poorly
A
- arm
- armelijk
19
Q
handsome ; clever ; smart
A
knap
20
Q
stand out
A
uitstaan
21
Q
pernicious ; malefic
A
verderfelijk
22
Q
boastful ; swanky
A
opschepperig
23
Q
filthy ; nasty
A
smerig
24
Q
to whisper
A
fluisteren
25
hypocritical ; insincere
huichelachtig
26
hypocritical ; insincere
huichelachtig
27
rather ; quite
nogal
28
rather ; quite ; fairly
nogal
29
shy
verlegen
30
to gossip ; to chatter
kletsen
31
any ; single ; only ; sole
enig
32
as if ; like ; as though
alsof
33
fairly ; relatively
tamelijk
34
dumb ; stupid ; mute
stom
35
to edit
bewerken
36
to disapprove ; to refuse
afkeuren
37
polite
beleefde
38
infection ; contamination
de besmetting
39
to spend ; to expend
besteden
40
to keep up (with)
bijhouden
41
nearest
dichtsbijzijnde
42
urgent(ly) ; pressing ; instant ; acute
dringend
43
to demand ; to require
eisen
44
to tell lies
liegen
45
to desire; to fancy
lusten
46
original(ly)
oorspronkelijk
47
to convince ; to persuade
overtuigen
48
to consider
overwegen
49
at the same time ; at once ; all at once
tegelijk
50
slow ; sluggish
traag
51
amazement ; surprise
de verbazing
52
terrible(ly) ; fearful(ly)
vreselijk
53
lying
leugenachtig
54
crying ; weeping ; tearful
huilerig
55
to light ; to fire
aansteken
56
proper ; decent
behoorlijk
57
sensation ; perception
de gewaarwording
58
peculiar(ly) ; typical(ly) ; fancy
eigenaardig
59
thorough(ly) ; exhaustive(ly) ; in detail
grondig
60
equal ; alike ; similarly
gelijk
61
name ; denomination
de benaming
62
decline (noun)
de neergang
63
blooming ; flourishing
bloeiend
64
blooming ; flourishing
bloeiend
65
merchant ; trader (singular / plural)
de koopman / de kooplui of de kooplieden
66
scene
het tafereel
67
skull
de schedel
68
warning
de waarschuwing
69
secretly ; on the sly
stiekem
70
exam
het tentamen
71
to move
bewegen
72
prosperity ; success
de voorspoed
73
vain
ijdel
74
to design
ontwerpen
75
to qualify for
in aanmerking komen voor
76
necessary(ly) ; essential(ly)
noodzakelijk
77
subtitles
de ondertiteling
78
to qualify
zich kwalificeren
79
to achieve ; to win
behalen
80
actual(ly) ; real
daadwerkelijk
81
to be based on
gebaseerd zijn op
82
to shoot dead
doodschieten
83
witness
de getuige
84
prison ; jail
de gevangenis
85
attempt ; assessment
de aanslag
86
to murder ; to assassinate
vermoorden
87
determined ; steadfast
vastberaden
88
meanwhile ; in the meantime
1. inmiddels
2. ondertussen
89
lover ; suitor
de minnaar
90
to gossip
roddelen
91
bailiff ; usher
de deurwaarder
92
mighty ; powerful
machtig
93
bailiff ; usher
de deurwaarder
94
to refuse
weigeren
95
to adopt ; to assume ; to accept
aannemen
96
revenge
de wraak
97
conflict ; fight ; struggle
de strijd
98
violent(ly) ; severe ; intense
hevig
99
fatal ; disastrous(ly)
noodlottig
100
inevitable ; unavoidable
onvermijdelijk
101
lack ; defect ; shortage
het gebrek
102
to eliminate ; to maneuver away
wegwerken
103
excitement ; excitation
de opwinding
104
excitement ; excitation
de opwinding
105
downhill
bergaf
106
misery ; distress ; trouble
de ellende
107
entertainment ; amusement
het vermaak
108
neither ; nor
evenmin
109
no kind of
generlei
110
past
de voorbij
111
to die
sterven
112
to endure ; to hold out ; to last
uithouden
113
despite ; despite of
ondanks
114
initiation
de inwijding
115
ceremonial(ly) ; solemn(ly)
plechtig
