ontstaan van heelal Flashcards

1
Q

welke theorie stelde Albert Einstein op?

A

de relativiteitstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wie baseerde zich op de relativiteitstheorie en stelde hieruit 3 modellen op voor de evolutie van het heelal?

A

Aleksandr Friedmann

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 modellen voor heelal

A
  • gesloten
  • vlak
  • open
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lot gesloten heelal

A

uitzetten en dan samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lot vlak heelal

A

eeuwig uitzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lot open heelal

A

eeuwig uitzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat interpreteerde George Lemaître?

A

het heelal dijt uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe verder de stelsels van ons verwijdert zijn

A

hoe sneller ze zich van ons wegbewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe zou het heelal vroeger geweest zijn?

A

vrij klein en compact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wie stelde de ‘Big Bang’ theorie op?

A

George Lemaître

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 bevestigingen van oerknal

A
  • de 4 lichtste scheikundige elementen komen in oude sterren voor in een verhouding die overeenkomt met het oerknalmodel
  • leeftijd van oudste sterren vergelijkbaar met veronderstelde leeftijd van het heelal
  • ontdekking van kosmische achtergrondstraling : CMB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CMB

A

cosmic microwave background radiation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 lichtste scheikundige elementen

A

H, D, He, Li

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

van big bang tot nu evolutie

A
  1. big bang
  2. inflatie
  3. vroege heelal
  4. recombinatie
  5. dark ages
  6. vorming van sterrenstelsels
  7. versnelde uitdijing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoeveel jaar geleden vond de oerknal plaats?

A

13,82 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inflatie

A
  • in fractie van 1 seconde neemt de ruimte tijd heel veel toe
  • heelal koelde onmiddellijk af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vroege heelal

A
  • heet en ondoorzichtig
  • temperatuur daalt een miljoen graden en eerste ionen worden gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

recombinatie

A
  • CMB komt vrij
  • heelal wordt transparant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dark ages

A
  • geen sterren, dus geen nieuwe lichtbronnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

reïonisatie

A

eerste sterren vormen zich uit de overblijfselen uit eerdere sterren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vorming van sterrenstelsels

A
  • door zwaartekracht worden sterrenstelsels gevormd die samensmelten en uiteengaan
  • na 9 miljard jaar na big bang ontstaan planetenstelsels
22
Q

versnelde uitdijing

A

5 miljard jaar geleden begint donkere energie de uitdijing van het heelal te versnellen

23
Q

in het heelal zijn twee krachten die elkaar tegenwerken

A
  • uitzetting
  • zwaartekracht
24
Q

2 theorieën voor toekomst van het heelal

A
  • big chill
  • big crunch
25
Q

big chill

A
  • te weinig materie om uitdijing volledig te stoppen
  • eeuwig vertragen van sterren en heelal wordt koud
26
Q

welke van de twee theorieën lijkt het waarschijnlijktst?

A

big chill

27
Q

waarom is de big chill het waarschijnlijkst?

A

er is te weinig materie om het helemaal te stoppen

28
Q

donkere energie

A

onbekende afstotende kracht die uitdijing van het heelal versnelt

29
Q

big rip

A

donkere energie doet het heelal sneller en sneller uitdijen totdat alles uiteenspat

30
Q

over hoeveel jaar begint de aftakeling van de zon

A

5 miljard jaar

31
Q

wat wordt de zon uiteindelijk?

A

een rode reus

32
Q

welke planeten worden verzwolgen tijdens de overgang?

A

mercurius en venus

33
Q

gevolg aardrotatie

A

afwisseling van dag en nacht

34
Q

zin van aardrotatie

A

van west naar oost

35
Q

Omtreksnelheid aarde

A

1667 km/u (43.10³ km/24u)

36
Q

Hoeksnelheid

A

15°/u (360°/24u)

37
Q

vorm aarde

A

geen perfecte bol, afgeplat aan polen

38
Q

wat gebeurt er bij het nemen van een bocht

A

de centrifugaal-kracht of middelpuntvliedendekracht duwt de auto naar de buitenzijde van de bocht.

39
Q

GPS

A

global positioning system

40
Q

Meridiaan

A

halve cirkel van pool tot pool

41
Q

nullijn

A

nulmeridiaan, Greenwich

42
Q

parallel

A

volledige cirkels, kleiner naar polen toe

43
Q

nullijn

A

evenaar

44
Q

Zonnetijd

A

alle punten op eenzelfde meridiaan hebben dezelfde tijd ten opzichte van de zon

45
Q

bij een verplaatsing naar het oosten

A

wordt het later en moeten we dus uren bijtellen.

46
Q

bij een verplaatsing van naar het westen

A

wordt het vroeger en moeten we uren aftrekken

47
Q

waarom zijn grenslijnen op atlaskaart niet recht?

A

politieke en economische redenen

48
Q

wat is de 180° meridiaan?

A

de datumgrens, ligt door de oceaan

49
Q

Zomertijd

A

dan gaat de klok van 02 uur ’s nachts naar 03 uur ’s nachts, vooruit dus

50
Q

wintertijd

A

dan gaat de klok van 03 uur ’s nachts naar 02 uur ’s nachts, achteruit dus