Opdracht 1: cellen & weefsels Flashcards

(20 cards)

1
Q

Uit wat bestaat cytoplasma?

A

Uit 80% water; en voor de rest uit voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten, suikers en zouten. (deze zijn nodig voor celstofwisseling en energievoorziening van het lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is diffusie?

A

Het verplaatsen van stoffen met een hoge concentratie naar een lage concentratie (veroorzaakt door beweging van moleculen met als doel de concentratie van stoffen overal gelijk te krijgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is filtratie?

A

Proces waarbij water met de opgeloste stof zich over een wand verplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is resorptie?

A

Door stijgende osmotisch druk krijgen haarvaten een aanzuigende werking waardoor druk toeneemt in het aderlijk stelsel. Hierdoor keert vloeistofstroom uiteindelijk om en wordt in de vaten gezogen. (Vindt plaats aan de aderlijke zijde)
Dus actieve opname van stoffen door een wand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is osmose?

A

De verplaatsing van water door een half-doorlaatbaar membraan. (Alleen water kan naar de andere zijde, alle andere stoffen blijven waar ze zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit wat bestaat een cel?

A

Van buiten naar binnen:
celmembraan
Cellichaam
Celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is anatomie?

A

Leer van de structuren (beenderen, spieren, bloedvaten etc) in levende wezens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is pathologie?

A

Ziekteleer, studie ontstaan en verloop van ziektes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is fysiologie?

A

Leer van de functie/werking van de organen in levende wezens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit wat bestaat de celkern?

A

Uit kernplasma (deze heeft dezelfde samenstelling als cytoplasma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is protoplasma?

A

Totale plasma van de cel, dus cytoplasma + kernplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn weefsels?

A

Een groep cellen wordt een weefsel. (Meerdere weefsels vormen een orgaan. Het menselijk lichaam is opgebouwd uit verschillende weefsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de verschillende soorten weefsels?

A

Epitheelweefsel
Zenuwweefsel
Spierweefsel
Steunweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit wat bestaat het Epitheelweefsel en wat is zijn functie?

A

Bestaat uit dicht bij elkaar liggende epitheelcellen. Er is weinig tot geen celtussenstof aanwezig.
Functie:
- bedekkend (bescherming van het lichaam tegen schadelijke stoffen)
- afscheidend (klierweefsel scheidt stoffen in en/of buiten het lichaam af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit wat bestaat het zenuwweefsel en wat is zijn functie?

A

Bestaat uit zenuwcellen (sensorische, motorische en schakelcellen)
Functie:
Regulatie van de lichaamsfuncties dmv ontvangen en interpreteren van prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit wat bestaat het spierweefsel en wat is zijn functie?

A

Bestaat uit gladde en hartspiercellen (onwillekeurige) en dwarsgestreepte (willekeurige) spiercellen.
Functie:
Maken beweging mogelijk (bewuste en onbewuste beweging)

17
Q

Uit wat bestaat het steunweefsel en wat zijn de functies?

A

Bestaat uit:
- Bindweefsel,
functie is aanmaak bloedcellen en opslag van vet.
- Kraakbeenweefsel,
functie is wrijving verminder tussen gewrichten en steun geven aan weke delen.
- Beenweefsel,
functies: vorm en steun geven aan het lichaam, bescherming van belangrijke organen (bv hersenen) en aanhechtingsplaats voor spieren.
- Bloed en lymfe,
functie bloed: transport van zuurstof en voedingsstoffen door het lichaam
functie lymfe: transport voedingsstoffen, afvoer van afvalstoffen en aanmaak antistoffen en bestrijden ziekteverwekkers

18
Q

Welk type Epitheelweefsel bestaat uit platte cellen?

A

Plaveisel epitheel

19
Q

Wat is de functie van bindweefsel?

A

Aanmaak bloedcellen (reticulair bindweefsel) en opslag van vet (vetweefsel)

20
Q

Tot welk weefsel behoort de vetcel?

A

Tot het bindweefsel (vetweefsel)