opvraging H2

Question 1

Overhaaste conclusies en gevolgtrekking hoort bij?

Answer 1

Irrationele denkstijlen Ellis

Question 2

Altijd en nooit denken hoort bij?

Answer 2

Irrationele denkstijlen Ellis

Question 3

Alles of niets denken hoort bij?

Answer 3

Irrationele denkstijlen Ellis

Question 4

Minimaliseren hoort bij?

Answer 4

irrationele denkstijlen Ellis (ook foutieve denkstijlen Beck maar dan overdrijven en minimaliseren)

Question 5

labeling en overgeneralisatie

Answer 5

irrationele denkstijlen Ellis

Question 6

perfectionisme hoort bij?

Answer 6

Irrationele denkstijlen Ellis

Question 7

Willekeurige gevolgtrekking of willekeurige interpretatie hoort bij?

Answer 7

Foutieve denkstijlen Beck

Question 8

zwart-wit redeneren of alles-of-niets denken hoort bij?

Answer 8

foutieve denkstijlen Beck

Question 9

Overdrijven en minimaliseren hoort bij?

Answer 9

Foutieve denkstijlen Beck

Question 10

Emotioneel redeneren hoort bij?

Answer 10

Foutieve denkstijlen Beck

Question 11

Selectieve abstractie of cognitieve deficiëntie hoort bij?

Answer 11

Foutieve denkstijlen Beck

Question 12

overgeneralisatie hoort bij?

Answer 12

Foutieve denkstijlen Beck

Question 13

personalisatie hoort bij?

Answer 13

Foutieve denkstijlen Beck

Question 14

Uitdagen hoort bij?

Answer 14

Ellis: relationeel-emotieve therapie

Question 15

empirische bewijzen hoort bij?

Answer 15

Ellis: relationeel-emotieve therapie

Question 16

rol van irrationele denken hoort bij?

Answer 16

Ellis: relationeel-emotieve therapie

Question 17

confronteren hoort bij?

Answer 17

Ellis: relationeel-emotieve therapie

Question 18

Reality testing hoort bij?

Answer 18

Beck: cognitieve therapie (CT)

Question 19

operationaliseren hoort bij?

Answer 19

Beck: cognitieve therapie (CT)

Question 20

concretiseren hoort bij?

Answer 20

Beck: cognitieve therapie (CT)

Question 21

socratische dialoog hoort bij?

Answer 21

Beck: cognitieve therapie (CT)

Question 22

deconditioneren

A: als je geconditioneerde (geleerde) processen via dezelfde leerprocessen wil ombuigen of aanpakken
B: prikkel die in eerste instantie angst uitlokt, geassocieerd met respons die leidt tot een met angst ‘incompatibele’ (= iets wat niet samen kan optreden) toestand (kalmte, zekerheid)
C: wegblijven van iets aangenaams dat verwacht werd bv negeren van gespreksvaardigheid

Answer 22

A

Question 23

positieve straf

A: wegblijven van iets aangenaams dat verwacht werd bv negeren van gespreksvaardigheid
B: toedienen van onaangename reactie op ongewenst gedrag bv dat was niet vloeiend
C: wegblijven van iets onaangenaams dat verwacht werd

Answer 23

B

Question 24

Voor wat is ABC-model?

Answer 24

 centraal veronderstelling dat denken en emoties met elkaar in relatie staan
 Ongewenste consequentie (gevoelens) C worden bepaald door de denkstijlen (irrationeel denken) B die de persoon ontw heeft over specifieke ervaringen of gebeurtenissen (A)

Question 25

# cognitieve therapie van Beck Doel? A: - CL leert onjuistheden in zijn denken te herkennen, identificeren en aanvaarden (toelaten) - CL leert realistische kijk op zichzelf en op omgeving te hanteren waardoor hij/zij zich beter gaat voelen B: - ongewenste cognities ontdekken en opsporen - remmende of destructieve invloed ervan in zien - vervangen door meer adequate en gewenste denkstijlen

Answer 25

B

Question 26

Hoort ABC bij Beck of Ellis?

Answer 26

Ellis (RET)

Question 27

Wat zijn belangrijkste basisprincipes van Beck?

Answer 27

- Hechte therap werkrelatie - Eigen therapeut zijn - Gestructureerd - Doel- en probleemgericht - Accent op actieve deelname en samenwerken

Question 28

Wat is de kernboodschap van ACT?

Answer 28

leren accepteren wat buiten je macht ligt en keuzes maken die leven verrijken psychische vaardigheden aan te leren die effectief om gaan met pijnlijke gevoelens en gedachten toe laten, zodat ze minder (remmende, negatieve, in stand houdende) impact hebben

Question 29

... is een onaangename stimuli koppelen aan ontspanning

Answer 29

contra-conditionering

Question 30

... is hernieuwde en herhaalde confrontatie met angst uitl stimuli (zonder counter)

Answer 30

deconditioneringsprincipes

Question 31

... is CL confronteren met CS steeds herinnerd aan trauma

Answer 31

referntieel geassocieerd

Question 32

... is dat je verwacht op voorhand dat ze raar zullen kijken of je uitlachen

Answer 32

sequentiëel geassocieerd

Question 33

Wederkerige remming of reciproke inhibitie = ongewenste reactie wordt door een tegengestelde reactie geremd of onderdrukt

Answer 33

Systematische desensitisatie

Question 34

Voorwaarde van systematische desensitisatie (Wolpe)?

Answer 34

stotteren zelf niet te ernstig en ontspanning moet duidelijk effect hebben

Question 35

de 2e fase van systematische desensitisatie is training van ontspanning, waar of niet waar

Answer 35

niet waar, dit is de eerste fase. De tweede fase is het opstellen van angsthiërarchie

Question 36

massed exposure is = CL stapje voor stapje met situatie die negatieve emoties oproepen geconfronteerd waar of niet waar

Answer 36

niet waar, dit is graded exposure

Question 37

Techniek is bruikbaar bij CL met sterke woord- of letterangst, waardoor ze dergelijke woorden/klanken systematisch trachten te vermijden bij massed of graded exposure?

Answer 37

graded exposure

Question 38

flooding massale hoort bij massed exposure?

Answer 38

waar

Question 39

in vitro betekent A: imaginair niveau B: in werkelijkheid

Answer 39

A

Question 40

het verminderen van sociale angst gebeurd door?

Answer 40

assertieve training of sociale vaardigheidstraining

Question 41

wat is de 3e dimensie van assertiviteit?

Answer 41

 niet helpende attitudes en cognities zijn vaak verantw voor het niet stellen van assertief gedrag en het niet of onvoldoende ontw van sociale vaardigheden = cognitief herstr

Question 42

verschil tussen assertieve training en desensitisatie?

Answer 42

desensitisatie: specifieke object- of situatiegebonden angst onderdrukken assertieve training: verhelpen van sociale angstgevoelens + geen ontspanning gebruiken maar assertieve respons

Question 43

de ... dimensie van assertiviteit is de vaardigheidstherapie

Answer 43

2e

Question 44

# sociale competentie A contextueel ku herkennen en afstemmen van sociale strategieën B initiëren en handhaven van pos sociale interacties, via gedrag dat sociaal aanvaard is C vrijwillig ku controleren en bijsturen van eigen gedrag op systematische manier

Answer 44

A

Question 45

De 2e fase van sociale vaardigheidstherapie is?

Answer 45

keuze van de te oefenen situaties

Question 46

modellen van assertief en sociaal vaardig gedrag is de 4e fase van sociale vaardigheidstraining?

Answer 46

niet waar, de 3e de 4e is gedragsrepititie

Question 47

wat is gedragsrepititie?

Answer 47

nieuw gedrag inoefenen door rollenspel oefenen tot CL gewenst gedrag op een voor hem en voor de therapeur bevredigende wijze kan uitvoeren

Question 48

# Welke fase van sociale vaardigheidstherapie? samen zoeken met CL assertief en sociaal vaardig reageren toepassen in geanalyseerde situaties (van vorige fase) Groepstherapie, rollenspel, samen situaties analyseren

Answer 48

fase 3: modellen van assertief en sociaal vaardig gedrag

Question 49

# Welke fase van sociale vaardigheidstherapie? herkennen dat het zinvol is een nieuw gedragspatroon te leren, accepteren van gedragsrepititie om nieuw gedrag te onw rationale voor deze therapiedoelst

Answer 49

1e fase: voorbereiden van CL

Question 50

waar of niet waar Problem solving kan niet gekaderd worden binnen cognitieve gedragstherapie en gedragsmodificatie?

Answer 50

niet waar Uitgangspunt: gedrag veranderen door denken te veranderen en door het aanleren van zelfcontroleprocedures

Question 51

Wat is het doel van problem solving?

Answer 51

Sociale competentie vergroten = sociale strategieën in elke context te ku herkennen en te ku afstemmen op context stress en spanning reduceren

Question 52

Is problem solving belangrijk bij spreekvloeiendheidstoornissen?

Answer 52

Ja, spanningsreducerende effect + probleemsituaties waarin persoon niet over efficiënte oplossingen beschikt die versterkend en instandhoudend werken vaak belemmeren irrationele denkstijlen het genereren en selecteren van efficiënte opl in een probleemsituatie Versterkende factor: een probleem niet kunnen oplossen, geeft stress en spanning Instandhoudende factor: bestaande negatieve overtuigingen bevestigen (vb. zie je wel dat ik het niet kan)

Question 53

# fase 2 problem solving A: genereren van alternatieven B: probleemdefinitie en formulering C: besluitvorming

Answer 53

B

Question 54

... is het vinden van oplossingen door brainstorm

Answer 54

fase 2 genereren van alternatieven problem solving

Question 55

# fase 2 problem solving ... is de probleemsituatie definiëren in heldere, eenduidige concrete termen

Answer 55

beschrijven

Question 56

# fase 2 problem solving ... exact formuleren wat er moet worden veranderd of welk doel er moet bereikt worden

Answer 56

concretiseren

Question 57

# Wat is geen algemene bedenking van problem solving? A: gaat gepaard met andere interventiemodellen B: flexibele opbouw C: essentieel doel is om effect te hebben op emotionele toestand van individu als op gedrag D: CL leert om eigen gedrag te reguleren

Answer 57

B

Question 58

... is geconditioneerde stimuli die de emotionele reacties oproepen --> consequenties die de emoties en het onaangepaste gedrag versterken en in stand houden

Answer 58

zelfuitspraak

Question 59

Therapie van Meichenbaum?

Answer 59

training in zelfinstructie

Question 60

Negatieve, angstoproepende en zelfremmende uitspraken worden vervangen door alternatieve neutrale of positieve gedachten welke therapiebenadering + fase

Answer 60

oefenfase training in zelfinstructie Meichenbaum

Question 61

doel zelfuitspraken ombuigen?

Answer 61

negatieve gedachten in toom houden, zichzelf moed inspreken, prestaties op realistische wijze te beoordelen

Question 62

... zijn cognities die een goede uitvoering van een spreekopdracht in de weg staan, dergelijke gedachten zijn behalve onrealistisch (niet altijd) ook onvuchtbaar (altijd)

Answer 62

TIC (task interfering cognitions)

Question 63

... = cognities die uitvoeren van taak stimuleren of bevorderen

Answer 63

TOC (task oriented cognitions)

Question 64

bij welke therapiebenadering hoort TIC-TOC-techniek?

Answer 64

training in zelfinstructie meichenbaum

Question 65

geef een reden van motivatie daling na aantal weken/maanden therapie?

Answer 65

- moet inspanning doen om secundair stottergedrag zoals vermijden aan te pakken (verandering vraagt weerstand) - saturatie (invullen van) behoefte aan communicatie  oefenen met CL in ideale omstandigheden (1 op 1, weinig stress…) - verlies aan positieve aandacht

Question 66

hoe kunnen we als therapeut de cliënt motiveren tijdens therapie?

Answer 66

Eigen competentie als therapeut: luisterattitude, zelfzekerheid, niet dominant optreden CL hoop geven Planning van therapie bespreken met CL Bekrachtigend werken door je eigen houding

Question 67

# fase van riper CL trainen waarnemen van openlijk als verborgen stottergedrag?

Answer 67

identificatie

Question 68

# van riper 3e stap van desensitisatie is voor luisteraarsreacties?

Answer 68

waar

Question 69

... CL moet zeker aantal stottermomenten gedurende bepaalde periode en in een aantal specifieke spreeksituaties verzamelen

Answer 69

flooding

Question 70

... Wanneer CL de woorden waarop gestottert werd, zolang herhaalt totdat ze VL uitgesproken worden

Answer 70

adaptatie

Question 71

betekenis point of inhibition

Answer 71

controleverlies

Question 72

... persoon maakt duplicaat van echte stotter, dus bewust stotter oefenen/herhalen ifv inzicht in eigen stottergedrag

Answer 72

negative practice

Question 73

... persoon durft STOT in versch situaties

Answer 73

voluntary stuttering