p. 52 Flashcards
(91 cards)
1
Q
de afspraak
A
der Termin
2
Q
het voorstel
A
der Vorschlag
3
Q
de afspraak
A
die Verabredung
4
Q
de korting
A
die Ermässigung
5
Q
de oplossing
A
die Lösung
6
Q
de tijd
A
die Zeit
7
Q
de vertraging
A
die Verspätung
8
Q
het cadeau
A
das Geschenk
9
Q
afspreken
A
sich verabreden
10
Q
afzeggen
A
absagen
11
Q
benieuwd zijn naar
A
gespannt sein auf
12
Q
beslissen
A
sich entscheiden
13
Q
cadeau geven
A
schenken
14
Q
duren
A
dauern
15
Q
een bericht sturen
A
eine Nachricht schicken
16
Q
elkaar ontmoeten
A
sich treffen
17
Q
er is, er zijn
A
es gibt
18
Q
gelijk hebben
A
recht haben
19
Q
iets bekijken
A
sich etwas anschauen
20
Q
kijken
A
gucken
21
Q
krijgen
A
bekommen
22
Q
langsgaan
A
vorbeigehen
23
Q
missen
A
verpassen
24
Q
nadenken
A
nachdenken
25
opbellen
anrufen
26
plaatsvinden
stattfinden
27
te binnen schieten
einfallen
28
uitrusten
sich ausruhen
29
uitvallen
ausfallen
30
vinden van
halten von
31
voorstellen
vorschlagen
32
vragen
fragen
33
wachten
warten
34
zin hebben in
Lust haben auf
35
helemaal in
angesagt
36
inspannend
anstrengend
37
moeilijk
schwierig
38
verrassend
überraschend
39
aansluitend
anschliessend
40
als
falls
41
desondanks, toch
trotzdem
42
echter
allerdings
43
eens
mal
44
geen idee
keine Ahnung
45
iets
etwas
46
in geen geval
auf keinen Fall
47
in ieder geval
auf jeden Fall
48
maakt niet uit
egal
49
maandelijks
monatlich
50
makkelijk
einfach
51
meteen
sofort
52
met korting
ermäßigt
53
nauwelijks
kaum
54
of .... of
entweder - oder
55
stipt
pünktlich
56
tenslotte
schließlich
57
tenzij
es sei denn
58
toch
doch
59
kortgeleden
vor kurzem
60
wekelijks
wöchentlich
61
vinden van
halten von
62
voorstellen
vorschlagen
63
vragen
fragen
64
wachten
warten
65
zin hebben in
Lust haben auf
66
helemaal in
angesagt
67
inspannend
anstrengend
68
moeilijk
schwierig
69
verrassend
überraschend
70
aansluitend
anschliessend
71
als
falls
72
desondanks, toch
trotzdem
73
echter
allerdings
74
eens
mal
75
geen idee
keine Ahnung
76
iets
etwas
77
in geen geval
auf keinen Fall
78
in ieder geval
auf jeden Fall
79
maakt niet uit
egal
80
maandelijks
monatlich
81
makkelijk
einfach
82
meteen
sofort
83
met korting
ermäßigt
84
nauwelijks
kaum
85
of .... of
entweder - oder
86
stipt
pünktlich
87
tenslotte
schließlich
88
tenzij
es sei denn
89
toch
doch
90
kortgeleden
vor kurzem
91
wekelijks
wöchentlich
