P16 voc Flashcards
(42 cards)
1
Q
460 Něgāre
A
O
Ontkennen; weigeren
2
Q
461 Curāre
A
O
Zorgen voor
3
Q
462 Errāre
A
O
Zwerven; zich vergissen
4
Q
463 Ostenděre
A
O
Tonen
5
Q
464 demonstrāre
A
O
Aantonen
6
Q
465 depōněre
A
O
Neerleggen
7
Q
466 possidēre
A
eo
Bezitten; beheersen
8
Q
467 damnāre
A
O
Veroordelen
9
Q
468 rêtinēre
A
eo
Tegenhouden; behouden
10
Q
469 quarêre
A
O
Zoeken; vragen
11
Q
470 solvêre
A
O
Losmaken; bevrijden; betalen
12
Q
471 sentire
A
Io
Voelen; merken; menen
13
Q
472 dēspērāre
A
O
Wanhopen
14
Q
473 convertêre
A
O
Omkeren; veranderen in
15
Q
474 stāre
A
O
Staan; blijven staan
16
Q
475 Temptāre
A
O
Proberen; op se proef stellen
17
Q
476 iâcêre
A
Io
Werpen
18
Q
477 consûlêre
A
O
Beraadslagen; raadplegen; zorgen voor
19
Q
478 praebēre
A
Eo
Aanbieden; tonen
20
Q
479 impêrāre
A
O
Bevelen; opeisen
21
Q
480 impêdīre
A
Io
Hinderen; verhinderen
22
Q
481 bîbêre
A
O
Drinken
23
Q
482 probâre
A
O
Goedkeuren; bewijzen
24
Q
483 apêrîre
A
Io
Openen; onthullen
25
484 ruêre
O
Vooruitstormen; instorten
26
485 cogêre
O
Bijeenbrengen; dwingen
27
486 constituêre
O
Opstellen; vaststellen
28
487 reddêre
O
Teruggeven; maken tot
29
488 constāre
O
Vaststaan; bestaan uit
30
489 sumêre
O
Nemen
30
490 spectāre
O
Bekijken; op het oog hebben
31
491 custōdīre
Io
Bewaken
32
492 clāmāre
O
Roepen
33
493 incîpêre
Io
Beginnen
34
494 Invītāre
O
Uitnodigen
35
495 manēre
Eo
Blijven
36
496 prêmêre
O
Drukken; neerdrukken
37
497 subīre
Eo
Ondergaan; bestijgen; naderen
38
498 fluêre
O
Vloeien
39
499 omittêre
O
Opgeven
40
500 tangêre
O
Aanraken; bereiken; treffen
41
501 cûpêre
Io
Verlangen
