P.33 Pdf Flashcards
Leer Arabisch (63 cards)
1
Q
اَكَلَ
A
Hij at
2
Q
زَرَعَ
A
Hij zaaide
3
Q
زَرَعْتُ
A
Ik zaaide
4
Q
زَرَعَتْ
A
Zij zaaide
5
Q
زَرَعْتَ
A
Jij zaaide (m)
6
Q
زَرَعْتِ
A
Jij zaaide (v)
7
Q
أَزْرَعُ
A
Ik zaai
8
Q
تَزْرَعُ
A
Jij zaait (m)
9
Q
تَزْرَعِينَ
A
Jij zaait (v)
10
Q
يَزْرَعُ
A
Hij zaait
11
Q
تَزْرَعُ
A
Zij zaait
12
Q
اِزْرَعْ
A
Ga zaaien jij (m)
13
Q
اِزْرَعِي
A
Ga zaaien jij (v)
14
Q
اِزْرَعُوا
A
Ga zaaien jullie (m)
15
Q
اِزْرَعْنَ
A
Ga zaaien jullie (v)
16
Q
بَنَى
A
Hij bouwde
17
Q
بَنَتْ
A
Zij bouwde
18
Q
بَنَيْتُ
A
Ik bouwde
19
Q
بَنَوْا
A
Zij bouwden (m)
20
Q
بَنَيْنَ
A
Zij bouwden (v)
21
Q
أَبْنِي
A
Ik bouw
22
Q
تَبْنِي
A
Jij bouwt (m)
23
Q
تَبْنِينَ
A
Jij bouwt (v)
24
Q
يَبْنِي
A
Hij bouwt
25
تَبْنِي
Zij bouwt
26
يَبْنُونَ
Jullie bouwen (m)
27
يَبْنِينَ
Jullie bouwen (v)
28
البَنّاءُ
De bouwer/bouwvakker
29
اِبْنِ
Ga bouwen jij (m)
30
اِبْنِي
Ga bouwen jij (v)
31
اِبْنُوا
Ga bouwen jullie (m)
32
اِبْنِينَ
Ga bouwen jullie (v)
33
خِطْتُ
Ik naaide
34
خِطْتَ
Jij naaide (m)
35
خِطْتِ
Jij naaide (v)
36
خِطْتُمْ
Jullie naaiden (m)
37
خِطْتُنَّ
Jullie naaiden (v)
38
خَاطُوا
Zij naaiden (m)
39
خِطْنَ
Zij naaiden (v)
40
أَخِيطُ
Ik naai
41
يَخِيطُ
Hij naait
42
تَخِيطُ
Zij naait
43
يَخِيطُونَ
Zij naaien (m)
44
يَخِطْنَ
Zij naaien (v)
45
خِطْ
Ga naaien jij (m)
46
خِيطِي
Ga naaien jij (v)
47
بِعْتُ
Ik verkocht
48
بَاعَ
Hij verkocht
49
بَاعَتْ
Zij verkocht
50
بَاعُوا
Zij verkochten (m)
51
بِعْنَ
Zij verkochten (v)
52
أَبِيعُ
Ik verkoop
53
يَبِيعُ
Hij verkoopt
54
يَبِيعُونَ
Zij verkopen (m)
55
يَبِعْنَ
Zij verkopen (v)
56
بِعْ
Ga verkopen jij (m)
57
بِيعِي
Ga verkopen jij (v)
58
بِيعُوا
Ga verkopen jullie (m)
59
بِعْنَ
Ga verkopen jullie (v)
60
البَدّالُ
De kledingverkoper
61
النافِذَةُ
Het raam
62
البَلْحُ
De dadel
63
الفَرَسُ
Het paard
