Page 48 Flashcards
(28 cards)
1
Q
Polite
A
Beleefd
2
Q
Impolite/rude
A
Onbeleefd
3
Q
To realize
A
Beseffen
4
Q
Consequence
A
Gevolg
5
Q
Consequently
A
Als gevolg; daarom
6
Q
To sneer at
A
Neerkijken op
7
Q
To tamper with
A
Knoeien aan
8
Q
Row/quarrel
A
Ruzie
9
Q
To quarrel
A
Ruzie maken
10
Q
To persevere
A
Volhouden; volharden
11
Q
To insult/offend
A
Beledigen
12
Q
Insult/offence
A
Belediging
13
Q
Offensive
A
Beledigend
14
Q
Furious
A
Woedend
15
Q
To tease
A
Plagen
16
Q
To obtain
A
(Ver)krijgen
17
Q
Prudish
A
Preuts
18
Q
Haughty
A
Hooghartig
19
Q
Complacentsmug
A
Zelfvoldaan
20
Q
Complacency
A
Zelfvoldaanheid
21
Q
Unruly
A
Lastig; onhandelbaar
22
Q
To mould
A
Vormen; kneden
23
Q
Boisterous
A
Luidruchtig
24
Q
To heed
A
Acht slaan op
25
Impetuous
Onstuimig
26
Mob
Menigte
27
Engaging
Innemend; aardig
28
Peculiarity
Eigenaardigheid
