Paragraf 5 Flashcards
(34 cards)
1
Q
beperkt tot
A
confined to
2
Q
beslaan
A
cover
3
Q
boete
A
fine
4
Q
grens
A
boundary
5
Q
te hard rijden
A
speeding
6
Q
idealiter
A
ideally
7
Q
materiaal
A
equipment
8
Q
mikken op
A
to aim at
9
Q
nieuwsgierig
A
nosy
10
Q
onder andere
A
among other things
11
Q
ontslagen worden
A
be fired
12
Q
door rood rijden
A
to jump the lights
13
Q
scala aan
A
range of
14
Q
toegang tot
A
access to
15
Q
iemand te slim af zijn
A
to outsmart somebody
16
Q
uitbuiten
A
to exploit
17
Q
uitvallen
A
go down
18
Q
vaardigheid
A
skill
19
Q
vereisen
A
require
20
Q
vertrouwen wekken
A
develop trust
21
Q
winkeldiefstal
A
shoplifting
22
Q
winkeldiefstal plegen
A
to shoplift
23
Q
audacious
A
brutaal
24
Q
bogus
A
onecht
25
to compile
samenstellen
26
con
oplichterij
27
to deluge
overspoelen
28
draft
ontwerp
29
to extract
loskrijgen
30
infringement of
inbreuk op
31
law-enforcement
politie
32
perpetrater
dader
33
redress
compensatie
34
treaty
verdrag tussen twee of meer landen