Part 2 - Level 6 Flashcards
(46 cards)
1
Q
achterhaald
A
obsolete
2
Q
schetsen
A
to sketch
3
Q
de schets
A
a sketch
4
Q
wijden aan
A
dedicate to
5
Q
de afkomst
A
origin
6
Q
afkomsting
A
originating
7
Q
mede
A
co- (also)
8
Q
de leidinggegevende
A
supervisor
9
Q
de leiding
A
leadership (in charge)
10
Q
afdwingen (dwong af; afgedwongen)
A
enforce
11
Q
de onderdrukking
A
oppression
12
Q
de behandeling
A
treatment
13
Q
de opvatting
A
opinion/view
14
Q
geruime tijd
A
for quite some time
15
Q
inrichten
A
to furnish, to arrange
16
Q
opeisen
A
to claim
17
Q
eisen
A
to require, request
18
Q
de eis
A
requirement
19
Q
aanpakken
A
to tackle
20
Q
de aanpak
A
the approach
21
Q
dankzij
A
thanks to
22
Q
voortijdig
A
prematurely
23
Q
inzetten (voor), (zich)
A
commit themselves to
24
Q
de inzet
A
commitment
25
onderhouden (onderhield; onderhouden)
to maintain
26
het onderhoud
maintenance
27
inspelen op
respond to
28
de prestatie
performance, achievement
29
gevorderd
advanced
30
als vanouds
as in the old times
31
aanspreken
approach, address
32
mopperen over iets / op iemand
to complain
33
vandaar
hence
34
omspringen met
handle, deal with
35
vloeiend
fluent
36
in aanraking komen met
encounter
37
aanraken
touch
38
de gids
tourist guide
39
uitsluitend
exclusively
40
grof
rough
41
fatsoenlijk
decent
42
de aanstelling
appointment (to a position)
43
daadwerkelijk
actually
44
de kring
circle
45
verzetten zich tegen
resist
46
het verzet
resistance
