PD.2 - Principes van signaaltransductie - 2

Question 1

Wat houdt MPN in?

Answer 1

Een klonale hematopoietische stamcelziekte van het beenmerg

Question 2

Wat is karakteriserend voor MPN?

Answer 2

Te veel proliferatie in het beenmerg van een of meer myeloide cellijnen (proliferatie is min of meer normale uitrijping)

De hoeveelheid cellen is toegenomen, maar de functie van deze cellen is grotendeels intact

Question 3

wat zijn gemeenschappelijke kenmerken tussen de MPNs?

Answer 3

1. beenmerg hypercellulariteit
2. megakaryocyten hyperplasie en dysplasie
3. Groeifactor onafhankelijke koloniegroei
4. Spontane transformatie mogelijk in acute leukemie of beenmerg fibrose (vooral bij PMF)

Question 4

Wat zijn symptomen van MPNs?

Answer 4

• vermoeidheid
• pruritus
• nachtzweren
• botpijn
• koorts
• gewichtsverlies door slecht eten door splenomegalie
• bloedingen = verworven ziekte van Von Willebrand doordat trombocyten de Von Willebrand factor opnemen
• trombose veneus of arterieel
• visusproblemen (zelfs blindheid) door bloedingen van de retina
• Rood gelaat
• hepatomegalie

Question 5

Wat is de levensverwachting bij PV?

Answer 5

Verkort, maar nog wel tientallen jaren na diagnose

Question 6

Wat is de levensverwachting bij ET?

Answer 6

Niet verkort

Question 7

Wat is de levensverwachting bij PMF?

Answer 7

sterk verlaagd, gemiddeld 7 jaar na diagnose

Question 8

Op welke ziektebeeld hebben mensen met een MPN een verhoogd risico?

Answer 8

AML

Question 9

Kunnen JAK2-remmers het risico op het krijgen van AML door een MPN verlagen?

Answer 9

Nee

Question 10

Welke behandelingen worden toegepast bij MPN’s?

Answer 10

1. Acetylsalicylzuur: trombocyten aggregatie remmen
2. Trombocyten reductie
3. Bij PV: aderlating om hematocriet te beheersen (en viscositeit)
4. BIj PMF: allogene stamceltransplantatie als korte levensverwachting
5. JAK2-remmers: positief effect op prognose en symptomen

Question 11

Noem de drie fasen van onderzoek en wat er in die fase onderzocht wordt

Answer 11

Fase 1: voor eerst middel op mensen –> kijken of verdragen wordt en wat bijwerkingen zijn + vaststellen maximaal te tolereren dosis

Fase 2: effectiviteit op ziektebeloop

Fase 3: vergelijken met standaardbehandeling vaak via een RCT