PD.4: Een patient met sarcoidose Flashcards
(10 cards)
Epidemiologie
Prevalentie: 1-40 per 100.000, incidentie hogere bij donkere mensen
Piekincidentie: volwassenen onder de 40
Meest voorkomend in winter en vroege lente
Pathogenese
Granulomateuze inflammatoire ziekte
Cluster formatie
Relatie met bepaalde beroepen
Kveim reactie: inductie van granulomas door menselijk granuloom materiaal toe te dienen
Pathofysiologie granuloom
Epitheloide cel
Macrofagen: produceren ACE
T-cellen: produceren IL-2R
Belangrijke cytokines: TNF-a, IFN-y
Productie groeifactoren: fibrose
BLAU syndroom
Een bepaalde genetische mutatie leidt tot sarcoidose
Klinische symptomen
Moeheid
Anorexie
Gewichtsverlies
Koorts
Dyspnoe
Retrosternale pijn
Hoesten
Orgaanspecifieke symptomen
Betrokken organen
Respiratoir systeem
Lymfestelsel
Lever
Huid
Gewrichten → periartritis
Ogen
Hart
Zenuwstelsel
Renaal systeem
Endocrien systeem
Diagnostiek
Geen specifieke test → combinatie van klinische, radiologische en histologische bevindingen
- Biopt
- Exposure anamnese
- X-thorax
- Orgaanspecifieke testen
Wanneer behandelen
Behandeling niet altijd nodig
Geïndiceerd bij:
- Risico op orgaanschade
- Hypercalciëmie
- Hoog risico mortaliteit
Behandelopties
Corticosteroïden
Methotrexaat
Azathioprine
Mycophenylate
TNF blokkers
Hydroxychloroquine
Complicaties eindstadium longsarcoidose
Longfibrose
Pulmonale hypertensie
Longtransplantatie