Pedagogische wetenschappen hc 5 Flashcards
(34 cards)
Wat zijn risicofactoren? (problematische ontwikkeling)
Gebeurtenissen, omstandigheden of eigenschappen, die samenhangen
met een statische grotere kans op een later probleem in de ontwikkeling van een probleem.
(Risico factor waarvoor?)
Promotieve factoren
Gebeurtenissen, omstandigheden of eigenschappen, die samenhangen met een statische grotere kans op gunstiger ontwikkeling van een persoon
(beschermd tegen het risico factor).
Protectieve factoren
Factoren die samenhangen met een verminderde kans op het
vertonen van een bepaald probleem in de ontwikkeling van een persoon bij de aanwezigheid van een risico. Zoals steun van familie en vrienden, positieve schoolervaring, zelfregulatie en hoge zelfwaardering.
Hoe ontdekken we promotieve, risico en protectieve factoren?
Door Prospectief Longitudinaal Onderzoek te doen en liever GEEN of NIET ALLEEN retrospectief onderzoek te doen. Statische vs Dynamische Factoren, Equifinaliteit en Multifinaliteit, Vulnerability en Differential Susceptibility,
Wat is retropespectief onderzoek?
Ik neem mensen met een probleem en ik kijk terug naar wat al die mensen met een
probleem gemeen hebben. (
Prospectief Longitudinaal Onderzoek
Een type wetenschappelijk onderzoek waarbij gegevens over een langere periode worden verzameld om de veranderingen en ontwikkelingen van bepaalde variabelen te bestuderen. Prospectief= toekomstgericht en longitudinaal= wordt over een langere tijdsperiode wordt uitgevoerd.
Statische factoren
Dit zijn onveranderbare kenmerken van een individu, zoals genetica of geslacht. Deze kunnen wel belangrijk zijn voor vroegtijdige signalering, bijvoorbeeld voor het identificeren van kinderen die mogelijk kwetsbaarder zijn voor bepaalde aandoeningen of problemen.
Dynamische factoren
Dit zijn veranderbare elementen, zoals opvoeding, omgevingsinvloeden of gedrag. Dit zijn vaak de factoren waar interventies zich op richten, omdat ze aanpasbaar zijn en daarmee mogelijkheden bieden voor positieve verandering.
Equifinaliteit
Dit betekent dat verschillende oorzaken kunnen leiden tot dezelfde uitkomst. Bijvoorbeeld, kinderen die in verschillende omgevingen opgroeien maar toch vergelijkbare gedragsproblemen ontwikkelen, kunnen dit hebben door uiteenlopende oorzaken, zoals trauma, verwaarlozing, of genetische factoren.
Multifinaliteit (multifinality)
Dit betekent dat dezelfde factor verschillende uitkomsten kan veroorzaken. Een bepaald risico (zoals een traumatische ervaring) kan bijvoorbeeld leiden tot verschillende problemen bij verschillende kinderen, zoals angststoornissen, gedragsproblemen of depressie, afhankelijk van andere factoren zoals veerkracht of steun van het sociale netwerk.
Vulnerability (kwetsbaarheid)
X is schadelijker voor kwetsbaarder kinderen
Deffierential susceptivility
Sommige kinderen zijn gevoeliger voor negatieve EN positieve invloeden.
De invloed van een ervaring of gebeurtenis hangt sterk af van de ontwikkelingsfase waarin een kind zich bevindt.
Hoe kunnen professionals ontwikkelingspaden begrijpen en beïnvloeden die kunnen leiden tot problematisch gedrag, zoals geweld en ernstige misdaad.
Door vroeg signalering, preventie en promotie
Het vroege startpad (3 ontwikkelpaden naar geweld & ernstige misdaad)
- Blijvend probleemgedrag door de levensloop heen.
- Vaak al zichtbaar in driftbuien, agressie of impulsiviteit op jonge leeftijd.
- Genetische kwetsbaarheid
- Preventie= hechtingsinterventies
Het adolescentie gebonden pad (3 ontwikkelpaden naar geweld & ernstige misdaad)
- Problematisch gedrag zoals groepscriminaliteit, vandalisme, of middelengebruik.
- Invloed van peers en sociale druk,
gevoeligheid voor status en beloning. - Mentorschappen of programma’s gericht op sociale vaardigheden en alternatieven voor risicovol gedrag
Het reactieve pad
- Geen continu antisociaal gedrag.
- Geweld of misdaad als reactie op stressvolle situaties, trauma of negatieve sociale interacties. Traumagerichte therapieën
Transactioneel model
Het een beïnvloed het ander. (strenge ouders door agressief kind,
agressief kind door strenge ouders). > factoren die elkaar versterken.
Competentiemodel (balansmodel)
Wat zijn 2 leer theoretische verklaringen voor risicofactoren?
Modelling & conditionering
SPRINT-programma
Gericht op het identificeren van risicofactoren voor antisociaal gedrag en het bieden van passende interventies
Modelling
Modelling houdt in dat mensen, vooral kinderen, gedrag leren door anderen te observeren en na te doen. Dit proces is gebaseerd op de sociale leertheorie van Albert Bandura, die stelt dat gedrag niet alleen wordt aangeleerd door directe ervaringen, maar ook door het observeren van anderen.
Conditionering
Een proces waarbij je gedrag leert door ervaringen, en het speelt een grote rol in hoe we ons gedragen. Er bestaat: klassieke conditionering en operante conditionering.
Klassieke contionering
Hier leer je om een verband te leggen tussen twee dingen die eerst niets met elkaar te maken hebben. Het gaat om associaties. Voorbeeld: Pavlov gaf honden te eten (dat roept vanzelf speeksel op, omdat ze honger hebben).
Telkens als hij eten gaf, liet hij een belletje rinkelen.
Na een tijdje begonnen de honden al te kwijlen als ze het belletje hoorden, ook als er geen eten kwam.
Wat gebeurde er?: De honden hadden geleerd dat het belletje “betekende” dat er eten zou komen.