Periode 3 Flashcards
(94 cards)
1
Q
Grumpy
A
Chagrijnig
2
Q
Condition
A
Aandoening
3
Q
(To) be a burden
A
Lastig zijn
4
Q
Speech therapy
A
Logopedie
5
Q
Vision
A
Zicht
6
Q
Extension cord
A
Verlengsnoer
7
Q
(To) suffer from
A
Lijden aan
8
Q
Homecare
A
Thuiszorg
9
Q
Stubborn
A
Koppig
10
Q
Medical care
A
Medische zorg
11
Q
Injuries
A
Verwondingen
12
Q
Precautions
A
Voorzorgsmaatregelen
13
Q
(To) notice
A
Opmerken
14
Q
Non-skid
A
Antislip
15
Q
(To) vacuum
A
Stofzuigen
16
Q
(To) prepare a meal
A
Een maaltijd bereiden
17
Q
(To) do the laundry
A
De was doen
18
Q
Compression stockings
A
Steunkousen
19
Q
To fasten
A
Vastmaken/vastbinden
20
Q
Walker
A
Rollator
21
Q
Learning disability
A
Leer/ ontwikkeling problemen
22
Q
Care coordinators
A
Zorgcoördinatoren
23
Q
Medical equipment
A
Medisch apparatuur
24
Q
(To) aid
A
Helpen
25
Vulnerable to
Kwetsbaar/ gevoelig voor
26
(To) enable
In staat stellen
27
Furniture
Meubels
28
Informal carer
Mantelzorger
29
Ambulance paramedic
Ambulanceverpleegkundige
30
Living conditions
Leefomstandigheden
31
General Practitioner
Huisarts
32
(To) receive
Ontvangen
33
Report
Rapportage
34
Residential home
Aanleunwoning
35
(To be) mobile
Mobiel (zijn)
36
Minor accident
Klein ongeluk
37
Stroke
Herseninfarct/ beroerte
38
Discuss
Bespreken
39
(To) report back
Rapporteren aan
40
Mental health care
Geestelijke gezondheidszorg
41
(To) do up
Dichtmaken/ vastmaken
42
(To) agree on
Overeenkomen
43
Sensitive subject
Gevoelig onderwerp
44
Registered nurse
Gediplomeerde verpleegkundige
45
Brittle bones
Broze botten
46
Bed linen
Beddengoed
47
Towels
Handdoeken
48
(To) recognise
Herkennen/erkennen
49
(To) keep up
Bijhouden
50
Schedule
Rooster, dienstregeling, schema
51
The elderly
Ouderen
52
Disabled
Gehandicapt
53
Button
Knoop
54
Household duties
Huishoudelijke taken
55
Strangers
Vreemden
56
Carpet
Tapijt
57
Light switch
Licht knopje
58
Rush (someone to hospital)
(Iemand naar ziekenhuis) haasten
59
Assessment
Beoordeling
60
Gain weight
Aankomen
61
To provide care
Zorg verlenen
62
To perform a nursing assessment
Een anamnese uitvoeren
63
Fall (fell/fallen) asleep
In slaap vallen
64
Self-perception
Zelfbeeld
65
Complaints
Klachten
66
To be a sound sleeper
Overal doorheen slapen
67
Disappointment
Teleurstelling
68
Bowel movement
Stoelgang
69
To require
Nodig hebben
70
Physican
Arts
71
Cognition
Verstandelijke vermogen
72
Nutrition
Voeding
73
Elimination
Uitscheiding
74
Value
Waarde
75
To monitor
Controleren
76
Dehydration
Uitdroging
77
Flaky
Schilferachtig
78
Bleeding gums
Bloedend tandvlees
79
Bladder
Blaas
80
Constipated
Verstopt
81
Sores
Zweren
82
Imbalanced
Uit balans
83
Intervention
Tussenkomst
84
Stabilised
Gestabiliseerd
85
Spinal cord injury
Ruggengraat letsel
86
To recover (from)
Herstellen van
87
Reproductive (organs)
Voor de voortplanting
88
Deteriorate
Verslechteren
89
Discharged (from hospital)
Ontslagen ( uit het ziekenhuis)
90
To administer (medicines)
Medicijnen toedienen
91
Nursing aim
Verpleegdoel
92
Fluid intake
Vocht inname
93
Implementation
Uitvoering
94
Skull fracture
Schedelbreuk
