Persoonlijke Gegevens (Personal Data) Flashcards
(60 cards)
Individu en familie
Individual and family
de naam (namen)
the name (names)
Persoonlijke Gegevens
Personal Data
uit/in naam van
from/in the name of
de voornaam (voornamen)
the first name (first names)
de achternaam (achternamen)
the surname (surnames)
de letter (letters)
the letter (letters)
spellen (spelde)
spell (spelled)
een woord spellen
spell a word
heten (heette, h. gegeten)
to be called (was called, h. called)
noemen (noemde, h. genoemd)
call (called, h. called)
anoniem
anonymously
de roepnaam (roepnamen)
the first name people use to address you (it’s like a nickname, but this one is official)
de bijnaam (bijnamen)
the nickname (nicknames)
de meneer
the mister/sir (less formal)
de mijnheer (form)
sir (formal)
de mevrouw
the woman/lady
de heer (heren)
the lord (gentlemen)
de dame (dames)
the lady (ladies)
het paspoort (paspoorten)
the passport (passports)
de identiteit (identiteiten)
the identity (identities)
de identiteitskaart (identiteitskaarten)
the identity card (identity cards)
de legitimatie (legitimaties)
the legitimation (legitimations)
zich legitimeren (legitimeerde zich, h. zich gelegitimeerd)
to identify oneself (identified oneself, h. identified oneself)
