Phrases Flashcards

(33 cards)

1
Q

It’s a pair of small umbrellas that fix on top of your shoes

A

Het zijn een paar kleine parapluutjes die boven op je schoenen komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

I’ve actually designed it to look like somebody else’s arm

A

Ok heb zo ontworpen dat het eruitziet als de arm van iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basically, it’s two chairs with goal nets attached underneath them

A

Het zijn eigenlijk twee stoelen met doelnetten eronder aan vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

The front legs of the chair are a little wider than the back legs

A

De voorste poten van de stoel zijn wat breder dan else achterste poten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

These act as goalposts

A

Deze doen dienst als doelpalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We have to be able to make the hand look genuine

A

We moeten de hand er echt kunnen laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

I don’t know whether we can do it

A

It weet niet of het ons gaat lukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

I definitely think it’s possible to make the umbrellas

A

Ik denk zeker dat het mogelijk is om de paraplu’s te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We may not be able to do it

A

Het gaat ons misschien niet lukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Do you reckon that’s likely to work

A

Denk je dat het zou werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I wondered if you could help me with them

A

Ik vroeg me af of je me ermee zie kunnen helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

I need help to sew some of it together

A

Ik heb hulp nodig om wat Deen aan elkaar te naaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Could you spare a moment to help

A

Heb je misschien tijd om te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

I could do with some help

A

Ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Can you give me a hand to rebuild it

A

Kun je me een handje helpen om hem te verbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Could we order two pizzas please

A

Mogen wij twee pizza’s bestellen, alstublieft

17
Q

Would you like deep pan or thin crust

A

Wilt u met dikke korst of met dunne korst

18
Q

Can I please get a thin crust pizza margherita

A

Mag ik een pizza margherita met dunne korst

19
Q

Make mine a deep pan

A

Voor mij graag eentje met dikke korst

20
Q

Do they have any mango

A

Hebben ze ook mango

21
Q

Why don’t we try it out

A

Waarom proberen we het niet

22
Q

Can we order now

A

Kunnen we nu bestellen

23
Q

Could you ask them for me

A

Zou je het hen voor me kunnen vragen

24
Q

Would it be okay to have mango in the deep pan

A

Zou er mango op de pizza met dikke korst kunnen

25
First, we have to follow these instructions on their website
Wie moeten eerst deze instructies op hun we site opvolgen
26
It says here that we should find a place outside for the drone to land on
Hier staat dat we buiten een plek moeten vinden waar de drone kan landen
27
The clear it of any obstructions
Maak het dan vrij van obstakels
28
Once we have finished that, we should ring them with our order
Nadat we dat hebben gedaan, moeten we ze bellen on te bestellen
29
Is that really possible
Is dat echt mogelijk
30
Yes, certainly, sir.
Jazeker, meneer
31
If you’re sure that’s what you want
Als je zeker weet dat je dat wilt
32
It’s unlikely that they every will
Hey is onwaarschijnlijk dat ze het ooit zullen doen
33
For a start, they could never afford it
Ten eerste kunnen ze het nooit betalen